Woordenschat - Samenstellingen

Samenstellingen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je leert hoe je achter de betekenis van een samenstelling komt.
Je leert hoe je de betekenis van een samenstelling moet opzoeken in het woordenboek.
Je leert  hoe je een samenstelling moet schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling
Een woord dat bestaat uit twee of meer kleinere woorden, 
heet een samenstelling.

Bijvoorbeeld: 
Voetbalwedstrijd

Slide 3 - Tekstslide

Voetbalwedstrijd bestaat uit voetbal en wedstrijd, maar voetbal bestaat weer uit voet en bal. Deze samenstelling bestaat dus uit 3 woorden!
Samenstelling
Woord dat is samengesteld uit twee of meerdere woorden

boek + plank = boekenplank

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling
Verslaafd zijn aan je telefoon is een typisch jongerenprobleem.

Veel probleemjongeren spijbelen en veroorzaken overlast in winkelcentra.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling
probleemjongeren
jongerenprobleem


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling

jongerenprobleem = een probleem van jongeren
probleemjongeren = jongeren die probleemgedrag vertonen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis samenstelling
Laatste deel

boekenplank = een soort plank 

Eerste deel
boekenplank = een plank voor boeken
  • bepaalt de betekenis
  • geeft aan wat voor ding het is
  • zegt iets over het laatste deel

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling
Een samenstelling staat meestal niet in een woordenboek.

Vind de betekenis door naar de losse woorden te kijken
maximumsnelheid

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling
In onze wijk is de maximumsnelheid 30 km per uur.

snelheid = 
maximum = 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling
In onze wijk is de maximumsnelheid 30 km per uur.

snelheid = hoe snel iets gaat
maximum = hoogste

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke woorden bestaat de samenstelling:


rugzak

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke woorden bestaat de samenstelling:


tandpasta

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke woorden bestaat de samenstelling:


sneeuwpret

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke woorden bestaat de samenstelling:


secondewijzer

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het?
Je schrijft de woorden in een samenstelling 
aan elkaar. Zonder spatie of streepje.

Let op! 
Soms kan een woord anders klinken in een samenstelling. 
Toch blijft de spelling van het woord hetzelfde. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoorbeeld
Postbode klinkt soms als */posbode/: de t van post valt weg in de uitspraak van de samenstelling.

Toch schrijf je postbode omdat het woord een samenstelling is van de woorden post en bode

Slide 17 - Tekstslide

Een bode is iemand die voor zijn beroep iets rondbrengt.
Schrijf de samenstelling op:

+

Slide 18 - Open vraag

Handtas klinkt soms als */hantas/: de d van hand valt weg in de uitspraak. Toch schrijf je handtas omdat het woord een samenstelling is van hand en tas
Schrijf de samenstelling op:

+

Slide 19 - Open vraag

In kerkklok hoor je de laatste k van kerk of de eerste k van klok niet. Toch schrijf je kerkklok omdat het woord een samenstelling is van kerk en klok.
Schrijf de samenstelling op:


Slide 20 - Open vraag

Tandpasta klinkt soms als */tampasta/: hierbij mist niet alleen een letter in de uitspraak, maar veranderen ze zelfs naar een andere letter. Toch schrijf je tandpasta, omdat het woord een samenstelling is van tand en pasta
Schrijf de samenstelling op:

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de samenstelling op:

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je de samenstelling: leraar + kamer
A
leraarskamer
B
lerarekamer
C
leraarkamer
D
lerarenkamer

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je de samenstelling: zon + stelsel?
A
zonnenstelsel
B
zonstelsel
C
zonnestelsel

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je de samenstelling: stage plaats?
A
stageplaats
B
stagesplaats
C
stagenplaats

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je de samenstelling: karn + melk?
A
karnmelk
B
karnemelk
C
karnenmelk

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je de samenstelling: beer + gezellig?
A
berengezellig
B
beregezellig

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk zelf twee samenstellingen.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Opdracht 1-8
Hoeft deze les nog niet allemaal af!

Bedenk een zo lang mogelijke samenstelling

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak opdracht 1 en 2 voor de volgende les.

Bedenk een zo lang mogelijke samenstelling, die natuurlijk ook nog Nederlands correct is.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies