In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
8.3 democratisering
&
8.4 Emancipatiebewegingen
Slide 1 - Tekstslide
Kenmerkend aspecten
Voortschrijdende democratie, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces.
De opkomst van emancipatiebewegingen: Feminisme & Confessionalisme
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
In welk land hanteren ze nog steeds het districtenstelsel?
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Waarom is evenredig vertegenwoordiging veel eerlijker?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Parlementaire democratie
1815 - 1919 Europa en VS tijden van democratisering -> invoering parlementair stelsel (= volksvertegenwoordiging) en invoering algemeen kiesrecht waarbij de stem van de man én de vrouw even zwaar meetelt.
In Groot-Britannië had de oudste parlemetaire traditie -> sinds middeleeuwen (14e eeuw)werd macht koning beperkt door parlement (= Hogerhuis (edelen) en Lagerhuis (districtenstelsel).
Koning probeerde vooral in 16e en 17e eeuw parlement af te schaffen -> vanaf 19e eeuw parlement echt de baas.
Vanaf 1837 kon koning ook geen eigen ministers aanstellen -> nu winnende partij
Staatshoofd geen macht maar wel symbolische functie.
Slide 13 - Tekstslide
Stemrecht voor burgerij
Strijd om democratisering in GB ging niet om rechten van parlement maar om kiesrecht -> GB werkten al sinds middeleeuwen met kiesdistricten waardoor landelijke gebieden oververtegenwoordigd waren -> Bijv: Manchester had geen afgevaardigden naar Lagerhuis.
Door deze scheve verhouding profiteerden de conseratieven die sterk waren vertegenwoordigd op platteland.
Vanaf 1832 eerlijkere verdeling van districten = overwinning voor liberalen; arbeiders schoten er niets mee op -> alleen 15% rijkste mannen mochten stemmen.
Vanaf 1884 2/3 van volwassen mannen kiesrecht -> 1919 mannenkiesrecht -> 1928 algemeen kiesrecht.
Slide 14 - Tekstslide
Filmpjes
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
Slide 18 - Video
Slide 19 - Video
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
Slide 22 - Video
Slide 23 - Video
Rest
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Noteer de nummers van de volgende zes feiten in volgorde van vroeger naar later: 1 alle mannen krijgen kiesrecht 2 het mannenkiesrecht wordt voor het eerst uitgebreid. 3 In de Nederlandse constitutionele monarchie heeft de koning veel macht. 4 In de Nederlandse constitutionele monarchie heeft de Staten-Generaal de hoogste macht. 5 Mannen die voldoende belasting betalen, gaan meedoen aan de verkiezingen. 6 Nederland heeft algemeen kiesrecht en is een parlementaire democratie.
Slide 29 - Open vraag
Gebruik afb 8.13 blz. 102 TB. Leg met beeldelementen uit hoe op de afbeelding te zien is dat Nederland in 1900 een parlementair stelsel had.
Slide 30 - Open vraag
Lees bron 14 en 15 blz. 89 WB a ontleen aan de bronnen de standpunten van Thorbecke en Kuyper over censuskiesrecht. b De politieke partij die Kuyper in 1879 oprichtte, noemde hij de Antirevolutionaire partij om duidelijk te maken dat hij de ideeën van de Franse Revolutie verwierp. Leg met bronelementen uit of bron 15 past bij dat standpunt.
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Tekstslide
a Beschrijf twee belangrijke ontwikkelingen die in de Britse politieke geschiedenis vanaf de middeleeuwen plaatsvonden. ( zie bron 12, blz. 88) b Geef aan welke twee partijen belangrijk waren tot 1918 en welke twee daarna.