In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Even herhalen ..
hfst 8
Slide 1 - Tekstslide
Bekijk de grafiek.
Welke Lorenzcurves kunnen bij een ontwikkelingsland horen?
A
curve a en b
B
curve a en c
C
curve b en c
Slide 2 - Quizvraag
A
De 1e cirkel
B
De 2e cirkel
C
De 3e cirkel
D
De 4e cirkel
Slide 3 - Quizvraag
Een laag inkomen per hoofd van de bevolking is het belangrijkste kenmerk van een ontwikkelingsland. Noem nog drie kenmerken van ontwikkelingslanden.
Slide 4 - Open vraag
Hieronder staat een aantal redenen van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort bij onderstaande zin?
De beperkte welvaart moet over meer mensen verdeeld worden.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen
Slide 5 - Quizvraag
Hieronder staat een aantal redenen van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort bij onderstaande zin?
Ontwikkelingslanden kunnen hun producten niet vrij naar westerse landen exporteren.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen
Slide 6 - Quizvraag
Hieronder staat een aantal redenen van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort bij onderstaande zin?
Landen zijn veel geld kwijt aan de rentelasten.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen
Slide 7 - Quizvraag
Hieronder staat een aantal redenen van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort bij onderstaande zin?
Vervoer en communicatie zijn moeilijk.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen
Slide 8 - Quizvraag
Als de prijs van landbouwproducten op de wereldmarkt daalt, wordt de ruilvoet van ontwikkelingslanden beter/slechter.
A
Beter
B
Slechter
Slide 9 - Quizvraag
Brazilië exporteert veel koffie. In het afgelopen jaar is de ruilvoet van Brazilië verbeterd. Wat kan hiervoor een verklaring zijn?
A
De koffieprijs is meer gestegen dan de prijs van importgoederen.
B
De koffieprijs is minder gestegen dan de prijs van importgoederen.
C
De exportwaarde van Brazilië is meer gestegen dan de invoerwaarde.
D
De exportwaarde van Brazilië is minder gestegen dan de invoerwaarde.
Slide 10 - Quizvraag
Buffervoorraden zorgen voor schommelende inkomsten voor ontwikkelingslanden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Een grondstoffenovereenkomst is bedoeld om de prijs van grondstoffen stabiel te houden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Met buffervoorraden kunnen landen het aanbod van hun agrarische exportproducten afstemmen op de vraag op de wereldmarkt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Een vrouw in Bangladesh heeft een microkrediet afgesloten. Zij leent €32 om een naaimachine en stof te kunnen kopen. Per week betaalt zij €0,80 aan aflossing en €0,10 aan rente. Zij betaalt alles netjes volgens afspraak terug. Bereken de kredietkosten in procenten van het geleende bedrag.
Slide 14 - Open vraag
Er zijn Nederlandse bedrijven die ondernemen in ontwikkelingslanden.
Kies de voorbeelden van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Twee antwoorden zijn juist
A
Ada BV bouwt in Uganda een school en een sportveld voor haar werknemers.
B
C&S Kleding produceert in een land waar geen regels zijn voor een minimumloon.
C
Multi NV verbetert de waterleiding in het dorp waar zijn fabriek staat.
D
Solutions BV verhuist de productie naar Azië omdat de loonkosten daar lager zijn.
Slide 15 - Quizvraag
Westerse bedrijven investeren het liefst in ontwikkelingslanden waar vakbonden zijn en regels over minimumloon en arbeidstijden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Zuid-Afrika heeft 57 miljoen inwoners. Het nationaal inkomen is € 614 miljard. Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking. Rond af op een heel bedrag.
Slide 17 - Open vraag
Het inkomen per inwoner zegt veel over de welvaart van een land.
Wat heeft geen invloed op de welvaart van een land?
A
De aanwezigheid van collectieve voorzieningen.
B
De hoogte van de prijzen in een land.
C
De hoogte van het nationaal inkomen van een land.
D
De omvang van de formele productie in een land.
Slide 18 - Quizvraag
Noodhulp is voor ......
A
korte tijd
B
langere tijd
Slide 19 - Quizvraag
Het geven van microkredieten is noodhulp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Bij noodhulp leg je bij voorbeeld een waterput aan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Hulp die een blijvende oplossing biedt voor een ontwikkelingsland heet
A
Gebonden hulp
B
Structurele hulp
C
Noodhulp
D
Bijzondere hulp
Slide 22 - Quizvraag
Nederland eist van landen waaraan het hulp geeft, dat ze een goed bestuur hebben en corruptie bestrijden. Er is dan sprake van:
A
Gebonden hulp
B
Noodhulp
C
Ongebonden hulp
Slide 23 - Quizvraag
Ondernemers in ontwikkelingslanden die een microkrediet afsluiten, moeten rente betalen. Voorstanders van het microkrediet vinden het goed dat er rente moet worden betaald. Welk argument zullen deze voorstanders hebben?
A
Doordat er rente moet worden betaald, leren de ondernemers economisch te handelen
B
Doordat er rente moet worden betaald, maken de ontvangers van het microkrediet eerder winst.
C
Doordat er rente moet worden betaald, sluiten minder ondernemers zo'n krediet af.
Slide 24 - Quizvraag
Deze organisatie streeft erna om de vrijhandel te bevorderen.
A
CBS
B
CPB
C
UTZ
D
WTO
Slide 25 - Quizvraag
Om de gevolgen van een tsunami te voorkomen bouwt Nederland op haar kosten dijkbewaking voor Bangladesh. Wat voor een soort ontwikkelingshulp is dit?
A
Structurele hulp
B
Noodhulp
C
Bilaterale hulp
D
Dit is geen ontwikkelingshulp
Slide 26 - Quizvraag
De Nederlandse overheid heft belastingen. Daarvan betaalt de overheid de ontwikkelingshulp. Hoe heet het wanneer De ontwikkelingslanden een deel van deze hulp in Nederland moeten uitgeven.
A
bilaterale hulp
B
gebonden hulp
C
ongebonden hulp
Slide 27 - Quizvraag
Export NL naar Ethiopië kan profiteren als NL subsidies geeft aan Nederlandse bedrijven in Ethiopië. Laat zien...
Subsidies voor NL-se bedrijven in Ethiopië
-->
-->
-->
Meer NL-se export
Stijging werkgelegenheid
Stijging koop-kracht
Stijging vraag naar NL-se producten
Slide 28 - Sleepvraag
Waarom zouden de rijke landen zich eigenlijk inzetten voor ontwikkelingshulp?
A
Zo doen ze politiek handige acties
B
Rijke landen raken zo mooi hun overschotten kwijt
C
Zo maken ze toekomstige handelspartners
D
Zo stellen ze hun grondstoffen veilig.
Slide 29 - Quizvraag
Fairtrade uitkering steeg van €4,7 miljoen naar €5,5 miljoen. Hoeveel procent gestegen?
A
17%
B
14,5%
C
0,8 miljoen
D
20,5%
Slide 30 - Quizvraag
Ruilvoet is verhouding tussen import en export. Wanneer verbetert de ruilvoet?
A
Exporthoeveelheid daalt en importhoeveelheid stijgt
B
Exporthoeveelheid stijgt en importhoeveelheid daalt
C
Exportprijs daalt en importprijs stijgt
D
Exportprijs stijgt en importprijs daalt
Slide 31 - Quizvraag
Wat moeten landen doen om de prijs van een product te laten stijgen?
A
Buffervoorraden vergroten
B
Buffervoorraden verkleinen
C
Geen buffervoorraden meer
Slide 32 - Quizvraag
Wat is het afgesproken minimumpercentage wat landen moeten besteden aan ontwikkelingssamenwerking?