Herhaling HS4

De laatste koning wordt verjaagd
Rome wordt een Republiek
Caesar wordt dictator voor het leven
Caesar wordt vermoord door senatoren
Burgeroorlogen
Keizer Augustus wordt de eerste Romeinse keizer
1 / 20
volgende
Slide 1: Sleepvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De laatste koning wordt verjaagd
Rome wordt een Republiek
Caesar wordt dictator voor het leven
Caesar wordt vermoord door senatoren
Burgeroorlogen
Keizer Augustus wordt de eerste Romeinse keizer

Slide 1 - Sleepvraag

Wat betekent Pax Romana?
A
Romeinse oorlog
B
Bataafse oorlog
C
Romeinse vrede
D
Keizer Augustus zorgt voor vrede

Slide 2 - Quizvraag

Leg uit hoe Seneca aankeek tegen arme Romeinen en wat hij van ze vond.

Slide 3 - Open vraag

Bron: ''Onze legers zijn sterk, zei Civilis. We zijn beter voorbereid dan de Germanen. Ons leger heeft de beste wapens, we hebben meer ervaring. Dat is ook een van de redenen waarom iedereen zich bij het Romeinse leger aansluit.'' - Romeins Soldaat omstreeks 150 na Christus.
Vraag: Stel je doet onderzoek naar het Romeinse leger en hun veroveringen. Kan je deze bron dan gebruiken? Waarom wel of niet? Leg je antwoord uit!

Slide 4 - Open vraag

Een reden waarom christenen vervolgd werden in het Romeinse Rijk was omdat
A
De Romeinse goden mensenoffers verlangden
B
zij de keizer niet als god vereerden
C
zij weigerden om belasting te betalen
D
de Romeinen weinig verdraagzaam waren naar andere godsdiensten

Slide 5 - Quizvraag

Waarmee kregen rijke Romeinen het meeste aanzien?
A
Landbouwgrond
B
Geld
C
Slaven
D
Handel

Slide 6 - Quizvraag

Wat deden de Romeinen met de volkeren/culturen die ze veroverd hadden?
A
Die moesten zich aanpassen aan de Romeinen.
B
Die werden voornamelijk met rust gelaten.
C
Ze moesten belasting betalen.
D
Alles wat niet Romeins was werd verboden.

Slide 7 - Quizvraag

Toen de Rooms-Katholieke kerk de enig toegestane kerk was geworden in het Romeinse Rijk
A
gedroeg het zich volgens de eigen regel van naastenliefde
B
gedroeg het zich heel verdraagzaam naar andersgelovigen
C
gedroeg het zich net zo gewelddadig naar andersgelovigen, als eerdere keizers naar christenen waren geweest
D
gedroeg het zich heel gewelddadig naar de Romeinse Keizer

Slide 8 - Quizvraag

Een Messias is volgens gelovigen
A
een voetballer bij FC Barcelona
B
een bestuurder van de kerk
C
een verlosser
D
een bisschop

Slide 9 - Quizvraag

Kenmerkend aspect: De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
past de bron bij dit kenmerkend aspect? leg uit met een bronelement.

Slide 10 - Open vraag

Proletariaat betekent...
A
Mensen die niets anders bezitten dan hun kinderen
B
Mensen die niets anders bezitten dan hun boerderij
C
De allerrijkste mensen uit de Rome noemen proletariaat
D
Een groot landbouwbedrijf waar slaven op werkten

Slide 11 - Quizvraag

Wat waren de gevolgen op het lange termijn van de moord op Caesar?
A
Burgeroorlogen
B
Rome word een Republiek
C
Rome word een keizerrijk.
D
Het Romeinse rijk stort in.

Slide 12 - Quizvraag

Wat waren de gevolgen op korte termijn van de moord op Caesar?
A
Rome werd een keizerrijk.
B
Burgeroorlogen
C
De moordenaars werden gekruisigd.
D
Er kwam een opstand tegen het senaat

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een juiste uitspraak? die past bij deze bron?
A
De Romeinen namen alles precies zo over van de Grieken.
B
De Romeinen konden zelf ook goed bouwen.
C
De Romeinen zorgden voor vers water voor grote steden.
D
Romeinse aquaducten waren niet zo goed als die van de Grieken.

Slide 14 - Quizvraag

Wat waren enkele oorzaken van het verdwijnen van het Romeinse Rijk?
A
Er waren veel overstromingen.
B
De keizer had er geen zin meer in.
C
De grenzen konden niet goed bewaakt worden.
D
Ontevredenheid onder de mensen.

Slide 15 - Quizvraag

Herhalingsopdracht:
Noteer bij elke afbeelding die je zo gaat zien een begrip dat je geleerd hebt in dit hoofdstuk. Leg je antwoord uit.

Doe het zo: Deze afbeelding past bij het begrip (noem het begrip) want ik zie op de afbeeling..... (leg je keuze uit)

Slide 16 - Tekstslide


Slide 17 - Open vraag


Slide 18 - Open vraag


Slide 19 - Open vraag

Toen het christendom in 392 staatsgodsdienst werd, betekende dit
A
dat christenen voortaan alleen staand mochten bidden en niet zittend
B
dat het christendom de enig toegestane godsdienst werd in het Romeinse Rijk
C
dat de Romeinse goden samen met de god van de christenen vereerd moesten worden
D
dat de Olympische Spelen nu in naam van God in plaats van Jupiter (Zeus) werden gehouden

Slide 20 - Quizvraag