H1 Grammatica woordsoorten - betrekkelijk voornaamwoord

Dinsdag 8 maart 
Pak je leesboek en start met lezen

Uitleg en oefenen betrekkelijke voornaamwoorden

Aan de slag 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 8 maart 
Pak je leesboek en start met lezen

Uitleg en oefenen betrekkelijke voornaamwoorden

Aan de slag 

Slide 1 - Tekstslide

Het bestuur nam de beslissing... de trainer ontslagen moest worden.
A
die
B
dat

Slide 2 - Quizvraag

De vraag... het team gaat trainen, moet snel beantwoord worden.
A
die
B
wie

Slide 3 - Quizvraag

H1 Betrekkelijk voornaamwoord 
Lesdoelen: Aan het einde van de les weet je wat een betrekkelijk voornaamwoord is en kun je deze herkennen in de zin. 

Aan het einde van de les weet je wat een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent is en kun je deze herkennen in de zin. 

Slide 4 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Die
  • Dat
  • Wie 
  • Wat


(welke of hetgeen)

Slide 5 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.

Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

De man die in het ziekenhuis lag, is weer beter.
betrekkelijk voornaamwoord: die want die verwijst naar een woord dat eerder in de zin genoemd is. Antecedent: de man want de man is het eerder genoemde woord en staat vlak voor het betr. vnw

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld betrekkelijk voornaamwoord (1)
De boom die omgevallen is, rot weg.

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent? 

Slide 7 - Tekstslide

De boom die omgevallen is, rot weg.

Die = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar het woord/woorden dat eerder genoemd is)

De boom = antecedent (die zegt iets over de boom)

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld betrekkelijk voornaamwoord (2)
De burgemeester gaf een prijs aan de winnaar van het voetbalelftal dat kampioen was geworden. 

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent? 

Slide 9 - Tekstslide

De burgemeester gaf een prijs aan de winnaar van het voetbalelftal dat kampioen was geworden. 
Dat = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar het woord/woorden dat eerder genoemd is)

Het voetbalelftal = antecedent (dat zegt iets over het voetbalelftal )

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld betrekkelijk voornaamwoord (3)
De juffrouw aan wie ik iets vroeg, zie ik niet meer.

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent? 

Slide 11 - Tekstslide

De juffrouw aan wie ik iets vroeg, zie ik niet meer .
Wie = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar een woord dat eerder genoemd is)

De juffrouw= antecedent (zegt iets over wie)

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld betrekkelijk voornaamwoord (4)
Ik heb tijdens LessonUp mijn best gedaan, wat een verstandige beslissing was.

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent? 

Slide 13 - Tekstslide

Ik heb tijdens LessonUp mijn best gedaan, wat een verstandige beslissing was.
wat= betrekkelijk voornaamwoord
tijdens LessonUp mijn best gedaan = antecedent

Slide 14 - Tekstslide

Herhaling antecedent
Dus...
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.
Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.


Slide 15 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord met een ingesloten antecedent antecedent
Bij een ingesloten antecedent wordt het antecedent niet genoemd.

Het antecedent zit al in het betrekkelijk voornaamwoord.

Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: diegene die/datgene wat.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld 1 (betrekkelijk vnw. met ingesloten antecedent)

Slide 17 - Tekstslide

Wie dit leest is gek.
Wie is geen vragend voornaamwoord, maar wie is een betrekkelijk voornaamwoord.

Wie kun je vervangen door: 'Diegene die dit leest, is gek.'

Antecedent is ingesloten - namelijk 'diegene die' want diegene verwijst naar 'die' (betrekkelijk voornaamwoord)

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld 2 (betrekkelijk vnw met ingesloten antecedent)
Wat je daar eet, is ongezond.


Slide 19 - Tekstslide

Wat je daar eet, is ongezond.
Wat= betrekkelijk voornaamwoord

Wat kun je vervangen door: Datgene wat je eet, is ongezond.

Antecedent is ingesloten - namelijk 'datgene' want datgene verwijst naar 'dat' (betrekkelijk voornaamwoord)

Slide 20 - Tekstslide

Korte herhaling:
Betrekkelijk voornaamwoord met een ingesloten antecedent
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.
Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

Bij een ingesloten antecedent wordt het antecedent niet genoemd.
Het antecedent zit al in het betrekkelijk voornaamwoord.
Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: diegene die/datgene wat.

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag 
Maken H1 Grammatica woordsoorten - betrekkelijk voornaamwoord. Blz. 30/31 

opdracht 1 en 2

Slide 22 - Tekstslide

Noem de betrekkelijke voornaamwoorden

Slide 23 - Woordweb

Wat heb je geleerd over het betrekkelijk voornaamwoord?

Slide 24 - Woordweb