Grammatik Kapitel 5

Grammatik Kapitel 5
-ein, eine
- kein, keine
- bezittelijke voornaamwoorden
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatik Kapitel 5
-ein, eine
- kein, keine
- bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

ein/eine
In het Nederlands schrijf je het onbepaald lidwoord altijd als een.
Bijvoorbeeld:
een man een vrouw een kind

In het Duits gaat dit net even een beetje anders!

Slide 2 - Tekstslide

ein/eine
Het Nederlandse een (een kind, een man, een vrouw) schrijf je in het Duits...

... de ene keer als ein 
... en de andere keer als eine.


Slide 3 - Tekstslide

ein
Wanneer gebruik je ein
Nou, wanneer het zelfstandig naamwoord dat erbij staat MANNELIJK (der-woorden) of ONZIJDIG (das-woorden) is.
Bijvoorbeeld:

der Mann, das Kind
dat schrijf je als ein Mann, ein Kind

Slide 4 - Tekstslide

eine
eine gebruik je bij VROUWELIJKE zelfstandige naamwoorden (die-woorden).
Bijvoorbeeld:
die Gabel, die Frau
dat schrijf je als eine Gabel, eine Frau


Slide 5 - Tekstslide

Meervoud
In het MEERVOUD is er geen sprake van ein/eine, omdat je niet kunt zeggen een restaurants of een kinderen.


Snap je het? Maak dan de volgende vragen.

Slide 6 - Tekstslide

Het Nederlandse 'een' kun je in het Duits vertalen als:
A
ein, kein
B
eine, einen
C
ein, eine
D
keine, kein

Slide 7 - Quizvraag

'een lepel' vertaal je als
A
eine Löffel
B
ein Löffel
C
kein Löffel

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf 'een soep' op in het Duits.

Slide 9 - Open vraag

kein/keine
Het Nederlandse geen (feen kind, een man, feen vrouw) schrijf je in het Duits de ene keer als kein en de andere keer als keine

Slide 10 - Tekstslide

kein
kein gebruik je bij MANNELIJKE (der-woorden) en ONZIJDIGE (das-woorden) zelfstandige naamwoorden
Bijvoorbeeld:
der Mann, das Kind
kein Mann, kein Kind

Dit gaat dus net zo als het voorbeeld met ein, alleen vul je in plaats van ein het woord kein in.

Slide 11 - Tekstslide

keine
keine gebruik je bij VROUWELIJKE zelfstandige naamwoorden (die-woorden) en bij woorden in het MEERVOUD (die-woorden).

Bijvoorbeeld:
die Gabel (vrouwelijk), die Gabeln (meervoud)
 keine Gabel, keine Gabeln

Slide 12 - Tekstslide

Samenvatting
1. Bij mannelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden (bv. der Mann of das Restaurant) komt er niets achter het onbepaald lidwoord ein- en het woord kein- (ein/kein Mann, ein/kein Restaurant).
2. Bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden (bv. die Zwiebel) komt er een -e achter het onbepaald lidwoord ein- en het woord kein- (eine/keine Zwiebel).


Slide 13 - Tekstslide

Samenvatting
3. Bij zelfstandige naamwoorden in het meervoud vertaal je geen altijd met keine (keine Restaurants).



Maak nu de vragen

Slide 14 - Tekstslide

geen restaurants =
A
kein Restaurants
B
keine Restaurants
C
eine Restaurants
D
ein Restaurants

Slide 15 - Quizvraag

geen mes =
A
kein Messer
B
keine Messer
C
ein Messer
D
eine Messer

Slide 16 - Quizvraag

geen water =
A
kein Wasser
B
keine Wasser
C
ein Wasser
D
eine Wasser

Slide 17 - Quizvraag

geen saus =
A
kein Soße
B
keine Soße
C
ein Soße
D
eine Soße

Slide 18 - Quizvraag

Bezittelijke voornaamwoorden
Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?


De naam zegt het al, deze woorden verduidelijken wie wat bezit.

Bijvoorbeeld: mijn huis, jouw fiets, onze restaurants.
Deze woorden heb je ook in het Duits, zie het grammatica-overzicht in je boek.


Slide 19 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
We nemen nu even het voorbeeld mein-.
In het Nederlands zeg je altijd mijn: mijn man, mijn vrouw, mijn kinderen
In het Duits gebruik je soms mein en soms meine.

Wanneer gebruik je mein, wanneer meine? Nou, op dezelfde manier hoe  je ein(e)/kein(e) gebruikt!

Slide 20 - Tekstslide

mein
Dus:

der Mann --> ein Mann --> mein Mann
das Kind --> ein Kind --> mein Kind

Kun je het woord ein invullen, dan gaat mein op dezelfde manier (allebei zonder een –e op het einde).


Slide 21 - Tekstslide

meine
Dus:


die Frau --> eine Frau --> meine Frau
die Restaurants --> keine Restaurants --> meine Restaurants

Kun je het woord (k)eine invullen, dan gaat meine net zo (allebei met een –e op het einde).


Slide 22 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
De andere bezittelijke voornaamwoorden gaan op dezelfde manier.
Dus bijvoorbeeld het woord jouw (dein/deine):
der Mann --> ein Mann --> dein Mann
das Kind --> ein Kind --> dein Kind
die Mutter --> eine Mutter --> deine Mutter
die Kinder (mv) --> keine Kinder --> deine Kinder

Slide 23 - Tekstslide

euer/eure
Er is één uitzondering, en dat is het Duitse woord  jullie (als in 'jullie huis').

Is het zelfstandig naamwoord dat erbij hoort mannelijk of onzijdig, dan schrijf je euer.
Is het zelfstandig naamwoord dat erbij hoort vrouwelijk of meervoud, dan schrijf je eure.

jullie kind --> euer Kind
jullie kinderen --> eure Kinder

Slide 24 - Tekstslide

Vragen
Ken je de stof?

Maak dan de vragen.

Slide 25 - Tekstslide

mijn cola =
A
meine Cola
B
mein Cola

Slide 26 - Quizvraag

jouw koffie =
A
dein Kaffee
B
deine Kaffe

Slide 27 - Quizvraag

zijn fles =
A
sein Flasche
B
seine Flasche

Slide 28 - Quizvraag

haar soep =
A
ihr Suppe
B
ihre Suppe

Slide 29 - Quizvraag

ons glas =
A
unser Glas
B
unsere Glas

Slide 30 - Quizvraag

jullie glazen
A
euer Gläser
B
eure Gläser

Slide 31 - Quizvraag

hun brood =
A
ihr Brot
B
ihre Brot
C
euer Brot
D
eure Brot

Slide 32 - Quizvraag

uw rekening
A
Ihr Rechnung
B
Ihre Rechnung
C
ihr Rechnung
D
ihre Rechnung

Slide 33 - Quizvraag