3H(hoofdstuk 6 grammatica-4)

Hey there!
  • Summary of all tenses
    -Present perfect
    -Past perfect
    -Future perfect
    -Future continous
    -Future tenses(will en going to)

  • Quizzz about the above tenses

  • Blooket time

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Hey there!
  • Summary of all tenses
    -Present perfect
    -Past perfect
    -Future perfect
    -Future continous
    -Future tenses(will en going to)

  • Quizzz about the above tenses

  • Blooket time

Slide 1 - Tekstslide

Present perfect
  • Om acties te beschrijven die zijn begonnen in het verleden en nog steeds doorgaan in het heden.
  • Om ervaringen te beschrijven zonder specifieke tijdsaanduiding.
  • Om resultaten van acties te benadrukken die invloed hebben op het heden.

Structuur:   Subject + have/has + past participle (voltooid deelwoord)

Voorbeelden:
I have lived in London for five years.
She has visited Japan twice.
They have already finished their homework.

Slide 2 - Tekstslide

Past perfect
  • Om aan te geven dat een actie plaatsvond vóór een andere actie in het verleden.
  • Om een actie te beschrijven die was voltooid voordat een ander moment in het verleden plaatsvond.

Structuur: Subject + had + past participle (voltooid deelwoord)

Voorbeelden:
By the time we arrived, he had left.
She had finished the exam before the bell rang.
They had never seen such a beautiful sunset until that day.

Slide 3 - Tekstslide

Future present
  • Om aan te geven dat een actie zal zijn voltooid op een bepaald moment in de toekomst.
  • Om de voltooiing van een actie in de toekomst te benadrukken.

Structuur:  Subject + will have + past participle (voltooid deelwoord)

Voorbeelden:
By next year, I will have graduated.
She will have completed the project by tomorrow.
They will have arrived by 6 PM.

Slide 4 - Tekstslide

Future continous
  • Om een actie te beschrijven die op een specifiek moment in de toekomst aan de gang zal zijn.
  • Om geplande gebeurtenissen in de toekomst te beschrijven.

Structuur: Subject + will be + present participle (werkwoord + -ing)

Voorbeelden:
I will be studying at 8 PM tonight.
She will be traveling to New York next week.

Slide 5 - Tekstslide

Future(met will)
  • Om voorspellingen te doen zonder bewijs.
  • Om spontane beslissingen te maken.
  • Om beloftes of aanbiedingen te doen.

Subject + will + werkwoord

Voorbeelden:
It will rain tomorrow.
I will help you with your homework.
She will call you later.

Slide 6 - Tekstslide

future (met "going to")
  • Om plannen of intenties voor de toekomst uit te drukken.
  • Om voorspellingen te doen gebaseerd op huidige bewijzen.

Structuur:
Subject + am/is/are + going to + werkwoord

Voorbeelden:
I am going to visit my grandmother next week.
They are going to build a new house.
Look at those clouds! It is going to rain.

Slide 7 - Tekstslide

Vul het juiste vorm van het werkwoord in de present perfect of past perfect of future perfect, future continous en future simple(will of going to).

1. I __________ (see) that movie already.

Slide 8 - Open vraag

2. She __________ (be) to Paris three times.

Slide 9 - Open vraag

3. We __________ (live) here since 2010.

Slide 10 - Open vraag

4. By the time the train arrived, we __________ (wait) for two hours.

Slide 11 - Open vraag

5. They __________ (never/see) such a big house until they visited us.

Slide 12 - Open vraag

6. He __________ (finish) his homework before the movie started.

Slide 13 - Open vraag

7. By next week, I __________ (complete) the project.

Slide 14 - Open vraag

8. We __________ (graduate) by the end of the year.

Slide 15 - Open vraag

9. He __________ (not finish) the task by tomorrow.

Slide 16 - Open vraag

10. At 10 AM tomorrow, I __________ (take) my exam.

Slide 17 - Open vraag

11. This time next week, they __________ (fly) to Paris.

Slide 18 - Open vraag

12. I __________ (call) you later.

Slide 19 - Open vraag

13. It __________ (be) sunny tomorrow.

Slide 20 - Open vraag

14. I __________ (visit) my friends this weekend.

Slide 21 - Open vraag

15. They __________ (start) a new project next month.

Slide 22 - Open vraag

16. Look at that dog! It __________ (jump) into the water.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

Self study for the test
  • Toets hoofdstuk 5+6:
  • Hoofdstuk 5: Vocabulary; Stones; Irregular verbs.
  •  Grammar: Reflexive and reciprocal pronouns, Conditionals
  • Hoofdstuk 6: Relative clauses; Simple, compound and complex sentences; Summary of all tenses(present/past simple/continuous/perfect) en de future continuous.
  • Voor Grammatica oefenen: www.ego4u.com (kies de onderwerpen die je wil gaan oefenen voor de toets).
timer
30:00

Slide 26 - Tekstslide