Year 3 lesson 49

Hello!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hello!

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Recap grammar last Monday
Watching and listening

Slide 2 - Tekstslide

Which grammar topic did we talk about last Monday?

Slide 3 - Open vraag


Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Past Simple / Past Continuous

Slide 7 - Tekstslide

past continuos

was / were + verb + -ing
I/she/he/it : was + ww + ing
We/You/They: were + ww+ ing

De past continuous gebruik als je wilt benadrukken dat iets al een een tijdje aan de gang is/was. Je was iets aan het doen.

I was waiting for the bus

Slide 8 - Tekstslide

past simple
bevestigende zinnen;  ww + ED of eigen vorm
vargende zinnen; DID + HELE WW
ontkennende zinnen;  didn't + HELE WW

De past simple gebruik als je wilt benadrukken dat iets al is afgerond, het is geweest.

I went to the cinema yesterday

Slide 9 - Tekstslide

Past continuous + Past Simple

Als je ergens mee bezig was in de verleden tijd en iets anders gebeurt er tussendoor.



1
was of were en het ww + ing voor waar dat waar je mee bezig bent. ACTIE
bv je bent aan het tv kijken/ eten 
2
ww + ed (of 2e rijtje van de onr ww) voor wat er
tussendoor komt - iemand belt op bv

Slide 10 - Tekstslide

When I (to phone).......... they (to play) ................monopoly
A
was phoning - were playing
B
phoned - were playing
C
phoned - played
D
was phoning - played

Slide 11 - Quizvraag

He (to watch)............... the news when the TV set(to break down)..........
A
was watching - was breaking down
B
watched - was breaking down
C
was watching - broke down
D
watched - broke down

Slide 12 - Quizvraag

When Mike (to have).............a bath, the geyser (to explode)..................
A
was having - exploded
B
was having - was exploding
C
had - was exploding
D
had - exploded

Slide 13 - Quizvraag

Yesterday Susan ……....(to walk) along the road when she ……… (to meet) Peter.
A
was walking - met
B
was walking - was meeting
C
walked - was meeting
D
walked - met

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Watching and listening

Slide 17 - Tekstslide