transport
1 / 18
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent public transport?
A
publiek transport
B
transportmiddel
C
metro
D
openbaar vervoer
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het Engelse woord voor verkeerslichten?
A
traffic lights
B
car lights
C
stop sign
D
traffic jam
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het Engelse woord voor metro?
A
public transport
B
traffic
C
Underground
D
railway station
Slide 4 - Quizvraag
Vertaal kaart naar het Engels.
A
plan
B
map
C
guide
D
square
Slide 5 - Quizvraag
What is the difference between a trip and a journey?
Slide 6 - Open vraag
Could you name some problems associated with travelling?
Slide 7 - Open vraag
Cockpit, wings, aisle, cabin crew, air traffic controllel: these words are associated with .......
Slide 8 - Open vraag
Liner, ferry, yacht: these words are associated with........
Slide 9 - Open vraag
Have you ever taken a trip abroad?
Slide 10 - Open vraag
department store
double decker bus
cathedral
map
Post office
guide
police station
castle
Slide 11 - Sleepvraag
countryside
corner
Ferris wheel
roundabout
crossroads
umbrella
cab
carriage
Slide 12 - Sleepvraag
Wat denk je dat dit woord betekent:
platform. Zet een foto in de lesson up
platform. Zet een foto in de lesson up
Slide 13 - Open vraag
Wat denk je dat dit woord betekent:
passenger. Zet een foto in de lesson up
passenger. Zet een foto in de lesson up
Slide 14 - Open vraag
translate..
Pardon, weet u waar het treinstation is ?
Pardon, weet u waar het treinstation is ?
Slide 15 - Open vraag
translate...
Dat is een geweldig idee !
Dat is een geweldig idee !
Slide 16 - Open vraag
translate..
Ga recht door en sla links op de rotonde
Ga recht door en sla links op de rotonde
