Het werkende deel van de bevolking en alle mensen die beschikbaar zijn om te werken.
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer
Toe- of afname van de bevolking
Het aantal goederen of diensten dat je met je geld kunt kopen.
De totale geldwaarde van alle goederen en diensten die alle burgers van een land in 1 jaar produceren gedeeld door het aantal inwoners.
Beroepsbevolking
Bevolkingsdichtheid
Bevolkingsgroei
koopkracht
BNP per inwoner
1 / 45
volgende
Slide 1: Sleepvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Een paar belangrijke begrippen H2 Wereldbeeld:
Het werkende deel van de bevolking en alle mensen die beschikbaar zijn om te werken.
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer
Toe- of afname van de bevolking
Het aantal goederen of diensten dat je met je geld kunt kopen.
De totale geldwaarde van alle goederen en diensten die alle burgers van een land in 1 jaar produceren gedeeld door het aantal inwoners.
Beroepsbevolking
Bevolkingsdichtheid
Bevolkingsgroei
koopkracht
BNP per inwoner
Slide 1 - Sleepvraag
Welk land ligt er op de plek met cijfer 1?
A
Suriname
B
Chili
C
Argentinië
D
Brazilië
Slide 2 - Quizvraag
Welk land ligt er op de plek met cijfer 2?
A
Nigeria
B
Congo
C
Zuid-Sudan
D
Egypte
Slide 3 - Quizvraag
Welk land ligt er op de plek met cijfer 3?
A
Zuid-Korea
B
India
C
China
D
Taiwan
Slide 4 - Quizvraag
Welk land ligt er op de plek met cijfer 4?
A
Zuid-Korea
B
Nieuw-Zeeland
C
Australië
D
Indonesië
Slide 5 - Quizvraag
Welk land ligt er op de plek met cijfer 5?
A
Noord-Korea
B
Zuid-Korea
C
China
D
Japan
Slide 6 - Quizvraag
Welk land ligt er op de plek met cijfer 6?
A
Irak
B
Iran
C
Saudi-Arabië
D
Israël
Slide 7 - Quizvraag
Welk land ligt er op de plek met cijfer 7?
A
Irak
B
Iran
C
Saudi-Arabië
D
Israël
Slide 8 - Quizvraag
Welk water (zee, meer, oceaan of rivier) ligt bij de letter B?
A
Amazone
B
Indische Oceaan
C
Suezkanaal
D
Atlantische Oceaan
Slide 9 - Quizvraag
In werkelijkheid is het BBP/hoofd in veel ontwikkelingslanden veel groter dan de getallen vaak laten zien. Dit komt NIET omdat ...
A
de formele sector zo groot is
B
de informele sector zo groot is
C
er veel ruilhandel is
D
er veel zelfvoorziening is
Slide 10 - Quizvraag
Dit diagram past het best bij
A
België
B
Polen
C
Nieuw Zeeland
D
Ethiopië
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen onderdeel van de VN-welzijnsindex?
A
leeftijdsopbouw
B
analfabetisme
C
koopkracht
D
levensverwachting
Slide 12 - Quizvraag
Indicator(en) om welzijn te meten
Indicator(en) om welvaart te meten
Deze indicator(en) horen bij demografie
Deze kenmerken horen bij de sociaal-culturele dimensie
Taal
Religie
VN-welzijnsindex / HDI
BNP per hoofd
Samenstelling van de beroepsbevolking
Mate van analfabetisme
Geboortecijfer in ‰
Mate van vergrij-zing
Slide 13 - Sleepvraag
Welvaart
Welzijn
BNP/ hoofd
VN-Welzijnsindex
Verdeling beroepsbevolking
Levensverwachting
Alfabetiseringsgraad
Koopkracht
Slide 14 - Sleepvraag
Ongewenste verschillen in inkomen en ontwikkelingskansen tussen groepen mensen noem je ...
A
sociale ongelijkheid
B
regionale ongelijkheid
Slide 15 - Quizvraag
Wanneer je de ongelijkheid binnen een land zichtbaar wil maken, kun je het best gebruik maken van ...
A
de human development index
B
het BBP/hoofd
C
het BRP/hoofd
Slide 16 - Quizvraag
Tot welke groep binnen het wereldsysteem behoort een land als China?
A
centrum
B
semiperiferie
C
periferie
Slide 17 - Quizvraag
Grondstof
Halffabricant
Eindproduct
Periferie
Semi-Periferie
Centrum
Slide 18 - Sleepvraag
Centrum
Periferie
Semi periferie
Slide 19 - Sleepvraag
Periferie
Centrum
Semi-periferie
Slide 20 - Sleepvraag
Bevolkingsspreiding is
A
het gemiddeld aantal inwoners per km2
B
de manier waarop de bevolking over een gebied verdeeld is
C
het gelijkmatig verdelen van de bevolking over een bepaald gebied
Slide 21 - Quizvraag
De bevolkingsspreiding wordt o.a. verklaard m.b.v. natuurlijke factoren. Wat is GEEN natuurlijke factor?
A
klimaat
B
vruchtbare bodem
C
beschikbaarheid water
D
relatieve ligging
Slide 22 - Quizvraag
Als gevolg van een koloniaal verleden zie je in die landen vaak dat steden
A
vooral in de binnenlanden liggen
B
vooral langs de kust liggen
Slide 23 - Quizvraag
Wat zijn de twee belangrijkste cultuurelementen op grond waarvan cultuurgebieden worden ingedeeld?
A
taal en sport
B
mode en sport
C
religie en mode
D
taal en religie
Slide 24 - Quizvraag
Culturele globalisering
Tijd-ruimtecompressie
Wereldsysteem theorie
Productieketen
Het proces waardoor de relatieve afstand tussen gebieden afneemt door ontwikkelingen in de transporttechnologie en informatietechnologie.
De schakels waaruit het productieproces van goederen bestaat, van grondstof tot eindproduct.
Het proces van wereldwijde culturele integratie, wat wordt gekenmerkt door de internationale verspreiding van cultuurelementen, informatie en ideeën.
Indeling van de wereld volgens een bepaald model, zoals het centrumperiferiemodel, om de economische en politieke machtsverhoudingen uit te drukken.
Slide 25 - Sleepvraag
Diffusie vindt plaats dankzij verschillende factoren. Welke zal in de moderne tijd een minder grote rol spelen?
A
kolonialisme
B
toerisme
C
migratie
D
ict technologie
Slide 26 - Quizvraag
Het democratisch gehalte ligt het laagst in het werelddeel ...
A
Europa
B
Noord-Amerika
C
Zuid-Amerika
D
Azië
Slide 27 - Quizvraag
Twee beweringen: 1. Sinds de val van de muur is het democratisch gehalte afgenomen 2. Binnen Latijns-Amerika ligt het economisch zwaartepunt vooral in Brazilië
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Twee beweringen: 1. Wereldwijd zijn vrouwen vaak lager opgeleid dan mannen 2. Goed onderwijs zorgt voor een verlaging van de alfabetiseringsgraad
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Wat is GEEN verklaring voor de stijging van de arbeidsproductiviteit?
A
mechanisering
B
automatisering
C
ambacht
D
robotisering
Slide 30 - Quizvraag
Twee beweringen: 1. In centrumlanden werkt men vooral in de financiële en zakelijke dienstverlening 2. Het exportpakket van ontwikkelingslanden bestaat vooral uit grondstoffen
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 31 - Quizvraag
Als je vooral afhankelijk bent van grondstoffen ben je kwetsbaar. Welk antwoord past hier NIET bij?
A
de prijzen van eindproducten stijgen snel
B
bij handelsgewassen is er de dreiging van een misoogst
C
de prijzen van grondstoffen stijgen minder snel
D
de prijzen van grond-stoffen schommelen erg op de wereldmarkt
Slide 32 - Quizvraag
De natuurlijke bevolkingsgroei wordt bepaald door
A
geboorte en sterfte
B
immigratie en emigratie
Slide 33 - Quizvraag
De natuurlijke bevolkingsgroei is het grootst in ...
A
Europa
B
Noord-Amerika
C
Zuid-Amerika
D
Afrika
Slide 34 - Quizvraag
Twee beweringen: 1. De wereldbevolking neemt relatief gezien toe
2. In westerse landen ligt het vervangingscijfer onder de 2,1
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Twee beweringen: 1. In Nederland is vooral sprake van groene druk 2. In Florida is neemt de grijze druk steeds meer toe
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 36 - Quizvraag
Bij welke fase van het demografisch transitiemodel horen hoge geboorte- en sterftecijfers?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 37 - Quizvraag
Bij welke fase van het demografisch transitiemodel begint het geboortecijfer te dalen?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 38 - Quizvraag
Aan het eind van welke fase van het demografisch transitiemodel is het geboorteoverschot het grootst?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 39 - Quizvraag
Bij welke fase van het demografisch transitiemodel hoort een leeftijdsdiagram in de vorm van een piramide?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 40 - Quizvraag
Twee beweringen: 1. In Nederland is de verstedelijkingsgraad hoog 2. In Nederland is sprake van een hoog verstedelijkingstempo
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 41 - Quizvraag
Wat is GEEN reden voor de sterke groei van de steden in periferielanden?
A
urbanisatie
B
suburbanisatie
C
uitbreiding steden
D
natuurlijke bevolkingsgroei
Slide 42 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde van begrippen als het gaat over Nederland
A
reurbanisatie, urbanisatie,
suburbanisatie
B
suburbanisatie, urbanisatie, reurbanisatie
C
urbanisatie, suburbanisatie, reurbanisatie
Slide 43 - Quizvraag
Twee beweringen: 1. Een megastad is altijd een wereldstad 2. De meeste megasteden liggen in de centrumlanden