Les 14

Welcome!
Please take out your books 
and start reading. 
Last 5 minutes: take notes!
30 minutes
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Please take out your books 
and start reading. 
Last 5 minutes: take notes!
30 minutes

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Read your books                                                                            30 min
  • Grammar Recap: sentences & clauses                               15 min
  • Exercises & Homework                                                               15 min

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complex / Compound Sentences 
& Relative Clauses

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Simple Sentences
A simple sentence has one independent clause and expresses a complete thought.

One subject and one verb

My grandmother has the flu.

Slide 4 - Tekstslide

Explain what a simple sentence is and provide an example. Ask students to come up with their own simple sentence examples.
Compound Sentences
A compound sentence has two or more independent clauses joined by a coordinating conjunction.

One or more subjects, two or more verbs.

My grandmother has the flu and lies in bed.

Slide 5 - Tekstslide

Explain what a compound sentence is and provide an example. Have students identify the coordinating conjunction in the example sentence.
Complex Sentences
A complex sentence has one independent clause and at least one dependent clause.

Words like because, although, after, when, before, which, that, who, whose connect the sentences.

My grandmother lies in bed because she has the flu.

Slide 6 - Tekstslide

Explain what a complex sentence is and provide an example. Have students identify the dependent clause in the example sentence.
What type of sentence is 'Although she was tired, she stayed up late to finish her homework'?
A
Complex
B
Compound
C
None of the above
D
Simple

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Create a compound sentence using 'and'.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Create a complex sentence using the dependent clause 'because he was hungry'.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Relative clauses
extra informatie staat altijd in een extra stukje zin. 
Dit is een bijzin. 

I want the dress which the girl over there is wearing.
Mandy loves Jason, who is her boyfriend, very much. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relative clauses
Wanneer je extra informatie over iemand of iets wilt geven, kun je een betrekkelijk voornaamwoord gebruiken. 

I want the dress which the girl over there is wearing.
Mandy loves Jason, who is her boyfriend, very much. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relative clauses
Who: gebruiken bij personen. 
Which: gebruiken bij dingen.
That: gebruiken bij personen, dieren en dingen. 

.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relative clauses
Er zijn twee soorten bij zinnen:

Met onmisbare / belangrijke  informatie, zonder die info klopt                                                         de zin niet.
                   She is the girl who won a million euros 

Met onbelangrijke informatie, zonder die info klopt de zin wel. 
                   She has a million euros which she won.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij onmisbare / belangrijke informatie kun je het woord which/who ook veranderen in that of weglaten.

Let op! Dan staat er nooit een komma in de zin!
I want the dress which the girl is wearing.

I want the dress that the girl is wearing. 

I want the dress the girl is wearing. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijzin in deze zin:

Carmen likes Lotte, who is still working.
A
Carmen likes Lotte
B
who is still working

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de bijzin uit de volgende zin:

My friend, who is nineteen, loves driving her car.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk betrekkelijk voornaamwoord hoort bij de volgende groepen:
Personen
Dingen
Personen, dieren en dingen
which
that
who

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which word do you need?

The bag ....... I love is now on sale!
A
who
B
that
C
which

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which word do you need?

I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that,
C
who, whose, whom
D
who, that

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Let's get to work!                        15"
  • Theme 5 English Around The World
       - J Grammar ex 22 t/m 25

Finished? Write a cheatsheet for your book / read your book.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework
  • Read book 2 and take notes!
  • Finish from Theme 5 English Around The World
       - J Grammar ex 22 t/m 25

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies