2 november 2020

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning

  • words chapter 1
  • irregular verbs
  • can/could/would/won't/should

Slide 2 - Tekstslide

Should / would / could
  • Should = zouden (eigenlijk) moeten, een advies

  • Would = zouden wensen
  • Ezelsbruggetje: 'w' van wens = 'w' van would

  • Could = zouden kunnen, een verzoek of past simple van can
  • Ezelsbruggetje: 'k' van kunnen = 'k/c' van could

Slide 3 - Tekstslide

Should / would / could
'would' gaat vaak samen met 'like' of 'love'

Would you like to go on a date with me? 
Yes, I would love to!

'If I were you, I would ...' is een vaste uitdrukking. 
'Als ik jou was zou ik ...'

Slide 4 - Tekstslide

You really ... study hard for next week's test!
A
should
B
could
C
would

Slide 5 - Quizvraag

Sure, but I ... also watch Netflix all weekend instead of study.
A
should
B
could
C
would

Slide 6 - Quizvraag

... you like to join me on my Netflix marathon?
A
Should
B
Could
C
Would

Slide 7 - Quizvraag

I ... love to, but I really ... study hard to keep miss Wetzel happy.
A
would - could
B
would - should
C
should - could
D
should - would

Slide 8 - Quizvraag

Will/shall - be going to
'Will/shall' en 'be going to' zijn beiden toekomstige tijd.

"Will you come play with my new puppy tonight?"
"I can't, I am going to see the new Avengers movie"

Slide 9 - Tekstslide

Will / shall
'Will' en 'shall' gebruik je voor toekomende tijd bij zaken die onzeker of niet per se binnenkort gebeuren.

'Shall' gebruik je in vraagzinnen met 'I' of 'we'. 
"Shall I help you with that?"

Slide 10 - Tekstslide

Be going to
'Will' ging over onzekere gebeurtenissen of zaken verder in de toekomst. 

Dus 'be going to' gaat over ... heel zekere zaken die binnenkort gebeuren. 
"Sarah is going to Italy next weekend, she booked the tickets yesterday"

Slide 11 - Tekstslide

Will / shall
Going to
Je gaat naar een concert.
Je hoopt dat iemand snel beter wordt. 
Je vraagt iemand op date.
Je hebt de toets gestolen en weet daarom de antwoorden al. Je gaat een goed cijfer halen voor de toets. 

Slide 12 - Sleepvraag

Chapter 2
  • together ex. 5 - 9 

Slide 13 - Tekstslide