T3B4

Thema 3 - Erfelijkheid en evolutie

B4: Stamboom
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 - Erfelijkheid en evolutie

B4: Stamboom

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
  • Weet je wat een stamboom is
  • Kun je uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de individuen hebben, welk gen dominant is en welk gen recessief is

Slide 2 - Tekstslide

Stamboom
In een stamboom kan je zien van wie iemand afstamt.

In een stamboom kun je zien hoe een eigenschap in een familie is doorgegeven.

Een rondje is altijd een vrouw en een vierkantje is altijd een man.

Slide 3 - Tekstslide

Stambomen
stamboom van een gezin 




Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de genotypen?
Met behulp van de stamboom gaan we achterhalen welk genotype de leden van het gezin hebben voor de eigenschap haarkleur.

Hiervoor volgen we een stappenplan.

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1: stel vast welk fenotype elk gezinslid heeft, lees de legenda goed.(fenotype is je uiterlijk, dus genotype + milieu) 

  • ouders: beide zwart haar
  • kinderen: 2 kinderen hebben zwart haar, 1 dochter heeft blond haar

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 2: stel het genotype vast van het kind met het afwijkende fenotype
  1. Beide ouders hebben hetzelfde fenotype (zwart haar).
  2. Eén kind heeft een ander fenotype: zij heeft blond haar.
  3. De blonde kleur 'zat verstopt onder' de zwarte haarkleur
Daardoor weet je zeker dat dit kind homozygoot recessief is voor dit gen. Het genotype van dit kind is aa.

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 3: schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de overige gezinsleden.

  • De gezinsleden met een dominant fenotype hebben in elk geval één dominant gen in het genotype. Bij deze personen geef je het dominante gen aan met A en laat je het andere gen open.

Slide 8 - Tekstslide

Opdrachten 
Maken 3.4 opdracht 1 t/m 5 (blz. 189)

Slide 9 - Tekstslide

Beide ouders hebben donker haar. Zij kunnen alleen een kind krijgen met blond haar als ze allebei heterozygoot zijn.
Beide ouders hebben dus het genotype Aa.

Omdat beide ouders heterozygoot zijn, kan je niet vaststellen wat het tweede gen is bij de kinderen met donker haar. Zij kunnen homozygoot dominant zijn of heterozygoot.


Slide 10 - Tekstslide

Homozygoot zijn voor 1 erfelijke eigenschap betekent 2 gelijke genen.
A
juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Dominant betekent bij erfelijkheid
A
Zwak. Kleine letter gebruiken
B
Zwak. Grote letter gebruiken
C
Sterk. Kleine letter gebruiken
D
Sterk. Grote letter gebruiken

Slide 12 - Quizvraag

Kijkend naar dit kruisingsschema, wat is dan de kans op homozygoot dominant?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 13 - Quizvraag

Iemand gaat zijn haren verven. Verandert ze hierdoor haar genotype of fenotype
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 14 - Quizvraag

Bij welke van deze kruisingen hebben alle nakomelingen hetzelfde genotype?
Maak de schema's in je schrift.
A
RR x rr
B
Rr x rr
C
RR x Rr
D
Rr x Rr

Slide 15 - Quizvraag