TL H5.1 en H5.2 De overheid en onze economie

TL H5.1 en H5.2 De overheid en onze economie
KB: H2.1 (gaan jullie met Sanne behandelen) 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

TL H5.1 en H5.2 De overheid en onze economie
KB: H2.1 (gaan jullie met Sanne behandelen) 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Na deze les ken je de 3 adviesorganen van de overheid en kun je uitleggen wat zij doen. 
  • Na deze les kun je uitleggen waaruit blijkt dat Nederland een Sociale Markteconomie heeft. 
  • Na deze les kun je de 2 andere soorten Economie noemen + een bijbehorend voorbeeld-land. 
  • Je weet wat marktwerking is.
  • Je weet welke organisaties onderdeel uit maken van de collectieve sector en welke organisaties deel uit maken van de particuliere sector

Slide 2 - Tekstslide

Organisaties worden verdeeld in 2 sectoren:
  • Je hebt de particulier sector. Dit zijn alle organisaties van burgers en winst proberen te maken.
  • Deze sector heeft altijd te maken met marktwerking.
  • Dit betekent dat de prijs van producten in de sector bepaald word door de vraag en aanbod van het product.
  • Bij een hoge vraag en weinig aanbod zijn producten duur.
  • Bij een lage vraag en veel aanbod zijn de producten goedkoop.

Slide 3 - Tekstslide

De 2e sector noemen we collectieve sector
  • Dit zijn alle organisaties die geen winst willen maken en de overheid betaalt deze organisaties. 
  • Voorbeelden van organisaties in de collectieve sector is het 't Schylger Jouw of de Stilen op West.
  • De overheid betaalt organisaties in de collectieve sector, zodat:
  • Er goederen en diensten beschikbaar zij waar geen winst op kan worden gemaakt (politie en leger).
  • De goederen en diensten betaalbaar blijven (zorg).
  • De overheid de kwaliteit van de goederen zelf hooghoudt (rechtspraak).
  • Sommige dingen kun je mensen niet apart voor laten betalen (zoals straatverlichting of dijken).


Slide 4 - Tekstslide

Soms stoot de overheid een onderdeel van de collectieve sector af.
  • Dit heet privatiseren. De overheid laat dan particulieren/burgers taken overnemen.
  • Een voorbeeld is het treinverkeer. NS is geprivatiseerd
  • Het tegenovergesteld gebeurt ook. Dit heet nationaliseren. Dan neemt de overheid een deel van de particuliere sector. 
  • Een voorbeeld is dat de overheid tijdelijk een paar banken in 2008 overnam. 

Slide 5 - Tekstslide

Vroeger regelde de overheid meer dan nu
  • Wat regelde de overheid 30 jaar geleden nog en doet nu het bedrijfsleven?
  • Openbaar vervoer
  • Onderdelen van de zorg
Nadelen hiervan waren:
  • Veel bureaucratie
  • Dit zorgde voor lange wachttijden en ineffectief werken

Slide 6 - Tekstslide

Marktwerking
  • Bedrijven concurreren tegen elkaar, waardoor producten goedkoper worden en betere kwaliteit hebben.
  • De overheid doet aan privatisering, omdat ze denken dat sommige organisaties beter en goedkoper kunnen werken als er concurrentie is. 
  • Als de overheid een organisatie heeft zit er geen marktwerking in, omdat zij vaak de enige organisatie in het land zijn die de taak uitvoeren.
  • Daarom is de NS geprivatiseerd in de jaren 90.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Vrije markt economie 
  • Een economie waar bedrijven lekker zelf mogen weten wat ze doen noemen we een vrije markt economie
  • De  overheid grijpt niet in met wetten en regelgeving
  • Een compleet vrije markt economie bestaat niet.
  • De VS is 1 van de landen die het dichtste bij een vrije markt economie komt. 


Slide 9 - Tekstslide

Planeconomie (Noord-Korea)
  • De overheid bezit alle bedrijven.
  • Er is geen marktwerking.
  • Noord-Korea heeft een planeconomie.



Slide 10 - Tekstslide

Nederland: sociale markteconomie
  • Een economie waarbij de overheid de economie stuurt voor de veiligheid en om de basisbehoeften betaalbaar te houden.
  • Dit hebben wij in Nederland



Slide 11 - Tekstslide

Planeconomie
Vrijemarkt economie
Sociale markteconomie
De overheid bepaalt het aanbod
Zoveel mogelijk winst
Concurrentie
Tekorten / slechte kwaliteit
Recht van de sterkste
Weinig wetten en regels
Subsidies en uitkeringen
De sterke helpt de zwakke

Slide 12 - Sleepvraag

 De overheid grijpt in bij een economie om:
  • Het land veilig te houden.
  • Om de basisbehoefte betaalbaar te houden.
  • Om ervoor te zorgen dat iedereen volgens het sociaal minimum leeft. 
  • De overheid grijpt in door bijvoorbeeld:
  • minimumloon in te voeren
  • Regels over werktijden en veiligheid op de werkplek (arbeidsomstandigheden)
  • Uitkeringen te betalen en ziektes te genezen 



Slide 13 - Tekstslide

Noem voorbeeld van collectieve goederen in Nederland

Slide 14 - Open vraag

Adviesorganen van de overheid 
  • CBS : (Centraal bureau voor de statistiek): Verzamelt informatie voor de overheid en burger. 
  • CPB (centraal planbureau):Onderzoekt wat de gevolgen kunnen zijn van economische maatregelen
  • SER (Sociaal Economische Raad): Geeft de regering advies over onderwerpen, zoals werkgelegenheid, lonen, uitkeringen, pensioenen en andere sociaaleconomische dingen.


Slide 15 - Tekstslide

Welke instelling geeft advies/informatie over de vraag: welk gevolg heeft het afschaffen van minimum jeugdloon voor de jeugdwerkloosheid?
A
CBS
B
CPB
C
SER

Slide 16 - Quizvraag

Welke instelling geeft advies/informatie over de vraag: Hoe hebben de lonen van vrouwen zich ontwikkeld sinds 1975?
A
CBS
B
CPB
C
SER

Slide 17 - Quizvraag

Welke instelling geeft advies/informatie over de vraag: Is het verstandig om de kinderopvangtoeslag voor werkende ouders te verlagen?
A
CBS
B
CPB
C
SER

Slide 18 - Quizvraag

De adviesorganen van de overheid moeten kunnen zien om of de economie groeit
  • De overheid kan zien of de economie groeit door te kijken naar het BBP. Dit staat voor Bruto Binnenlands Product. 
  • De BBP geeft aan wat de totale waarde is van alle producten en diensten die een land maakt. 
  • 1028 miljard euro was de BBP van Nederland in 2022.
  • Als een economie een half jaar, achter mekaar krimpt noemen we dit een recessie. Een economie krimpt wanneer het BBP daalt. 
  • Als zo'n recessie lang duurt heb je een economisch crisis. 

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken 

TL: Maak opgave 3, 5, 7, 8a, 9a van H5.1 + opgave 2, 4a, 6, 7 & 8 van H5.2
KB Huiswerk controle voor 4a op donderdag. 
Maak opgave:
KB: Maak opgave 2,3, 5 & 6 van H2.1 (blz.42 t/m blz.44)







Slide 20 - Tekstslide