H1.3 | Luchtdruk en wind

Luchtdruk en wind




Weer en Klimaat
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Luchtdruk en wind




Weer en Klimaat

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt uitleggen:
  • Wat luchtdruk is en hoe het wordt beïnvloed door temperatuur.
  • Hoe wind ontstaat en hoe de luchtdruk daarbij een rol speelt.
  • Hoe we luchtdruk meten en hoe dit helpt bij weersvoorspellingen.











Leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

De lucht heeft een gewicht. 

Dit drukt op het aardoppervlak = luchtdruk.

Meten met een barometer, maar op weerkaarten noemen we dit hectopascal (hPa).
Luchtdruk

Slide 3 - Tekstslide

  • Is niet overal hetzelfde. 
  • Hangt af van hoe warm of koud de lucht is.
  • Als lucht wordt opgewarmd stijgt het op (zie luchtballon)
  • Dit zorgt voor een laagdrukgebied 


Luchtdruk

Slide 4 - Tekstslide

Als lucht stijgt.
  1. Als een plek heel warm wordt (rond de evenaar).
  2. Als warme en koude lucht elkaar tegenkomen. 
  3. Met een lage luchtdruk is het vaak slecht weer.
  4. De luchtdruk ligt dan meestal onder de 1000 hPa


Lage luchtdruk

Slide 5 - Tekstslide

Als lucht daalt.
  1. Als de lucht afkoelt daalt het weer. 
  2. Dit zorgt voor meer luchtdruk.
  3. Met een hoge luchtdruk is het vaak mooi weer.
  4. De luchtdruk ligt dan meestal boven de 1000 hPa


Hoge luchtdruk

Slide 6 - Tekstslide

Als lucht stijgt.
  1. Als een plek heel warm wordt (rond de evenaar).
  2. Als warme en koude lucht elkaar tegenkomen. 


Lage- en hoge luchtdruk
Botsing wat zorgt voor lage drukgebied

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Bij een botsing van warme lucht en koude lucht (laag en hoogdrukgebied) stijgt de warme lucht op.
  • Dit komt doordat koude warme lucht niet mengt.
  • Warme lucht is lichter dan koude lucht, waardoor koude lucht warme lucht optilt en dus een nieuw laagdrukgebied maakt
  • (want lucht stijgt op) 
  • Dit kun zie bijvoorbeeld ook met water en olie gebeuren. 

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten
Bewegende lucht = wind 
  • Ontstaat door een verschil in luchtdruk
  • Met een gebied waar veel isobaren liggen heb je veel wind en waait het vaak hard. Er is daar namelijk veel verschil in luchtdruk
  • Windkracht (Schaal van Beaufort)
  • Van 1 tot 12
  • Op zee waait het vaak harder, omdat daar geen obstakels voor de wind, zijn zoals, bomen, gebouwen en reliëf
  • Windrichting (Noord, oost, zuid of west) 
Wind

Slide 10 - Tekstslide

Als lucht stijgt.
  1. Als een plek heel warm wordt (rond de evenaar).
  2. Als warme en koude lucht elkaar tegenkomen. 


Wind
Waar is op deze kaart veel wind?
Waar is waarschijnlijk mooi weer?

Slide 11 - Tekstslide

Als lucht stijgt.
  1. Als een plek heel warm wordt (rond de evenaar).
  2. Als warme en koude lucht elkaar tegenkomen. 


Wind

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Zelfstandig werken 
TL: Maak opgave 1a t/m 1e, 2a, 2b, 3b, 4a, 4b, 4e, 5b en 5c van H1.3
BB: Maak opgave 2a t/m 2d, 3 en 4 van H1.3

Slide 14 - Tekstslide