Keuzedeel pabo WO - les 2 - geschiedenis

Keuzedeel pabo - GS - les 2
Woensdag 3-02-2021 - 14.15 - 15.45 uur





Tijdvak 1. Tijd van jagers en boeren. Deel 2.
Pak potlood en papier!


1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Keuzedeel pabo - GS - les 2
Woensdag 3-02-2021 - 14.15 - 15.45 uur





Tijdvak 1. Tijd van jagers en boeren. Deel 2.
Pak potlood en papier!


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht!
Teken een bandkeramiek en een trechterbeker
timer
3:00

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb alle boeken voor gs in huis!
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je gedaan als huiswerk?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Programma les 2
14.15 - 15.45
  • Start (1.2 terugkoppeling)
  • Theorie 1.3 en 1.4
  • Opdrachten wb
  • Pauze 
  • Theorie overgang Agrarische Revolutie - eerste steden (tijdvak 2)
  • Opdrachten wb
  • Voorbeeldvragen
  • Afronding

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden 1.2
5. Dit gebied wordt door zijn vorm de ‘Vruchtbare Halvemaan’ genoemd.
8. 






Rest van de vragen - zie volgende slides - de antwoorden voer je in

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Leg uit wat wordt bedoeld met Agrarische revolutie (Neolithische Revolutie)

Slide 8 - Woordweb

De Agrarische Revolutie is de overgang van een nomadische samenleving (rondtrekken als jager-verzamelaars) naar een agrarische (of landbouw) samenleving (boeren met een vaste woonplaats). In de loop der tijd ontstond een complexe maatschappij en werden nieuwe technieken ontwikkeld.
7.a. Noem een positief gevolg van de overgang van jagen-verzamelen naar landbouw

Slide 9 - Woordweb

a Positieve gevolgen: De bevolking nam toe. Mensen konden zich specialiseren. Er werden nieuwe technieken (spinnen, weven) ontwikkeld en uitvindingen (metaal, ploeg, wiel) gedaan.
7b. Noem een negatief gevolg van de overgang van jagen-verzamelen naar landbouw

Slide 10 - Woordweb

b. Negatieve gevolgen: Boeren besteedden meer tijd aan het verkrijgen van voedsel dan jager-verzamelaars.
Er ontstond erosie van de bodem. Ziekten werden van dier op mens overgebracht. 
Bandkeramiekcultuur
Trechterbekercultuur

Grafgiften
Eerste boeren
Drenthe
Vuursteen
Hunebedden
Grafkamers
Zuid-Limburg
Lössgrond
Grafkuilen

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden 1.2 - voor jezelf na afloop



6. De Agrarische Revolutie is de overgang van een nomadische samenleving (rondtrekken als jager-verzamelaars) naar een agrarische (of landbouw) samenleving (boeren met een vaste woonplaats). In de loop der tijd ontstond een complexe maatschappij en werden nieuwe technieken ontwikkeld.
7. a Positieve gevolgen:
De bevolking nam toe. Mensen konden zich specialiseren. Er werden nieuwe technieken (spinnen, weven) ontwikkeld en uitvindingen (metaal, ploeg, wiel) gedaan.
b. Negatieve gevolgen: Boeren besteedden meer tijd aan het verkrijgen van voedsel dan jager-verzamelaars.
Er ontstond erosie van de bodem.
Ziekten werden van dier op mens overgebracht. 
Toelichting: Veel ontwikkelingen zijn niet duidelijk positief of negatief te noemen. Enkele voorbeelden: Boeren zetten de natuur naar hun hand, maar dat leidde wel tot erosie (uitputting van de bodem). Landbouwsamenlevingen waren hiërarchisch (gelaagd) met een elite, boeren en slaven. In samenlevingen van jager-verzamelaars was men meer gelijk. Iedereen droeg bij aan het verzamelen van voedsel en men had weinig bezittingen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen tijdvak 1


De prehistorie: 12000 - 3000 voor Christus
De aspirant-student kan:
  1. B.1.1 uitleggen waarom jagers-verzamelaars nomaden waren.
  2. B.1.2 veranderingen toelichten die het gevolg waren van de
    agrarische revolutie.




  • Pak steeds het schema erbij en vul na iedere les aan... 
  • Stel jezelf bij iedere periode de vraag: waarmee begon- en waarmee eindigde deze periode?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je schema erbij. Wat heb je bij tijdvak 1: hoe het begon?

Slide 14 - Woordweb

Hoe het begon: Nomaden in de IJstijden
1.3 Religieuze uitingen en 1.4 Bronnen
  • Geen schriftelijke bronnen; alleen mogelijke verklaringen
  • Uitingen religieus gevoel -> beeldjes, grottekeningen e.d.
  • Grafgiften -> leven na de dood

  • Prehistorie: tijd voor geschreven bronnen. Afhankelijk van archeologische vondsten. Netflix tip: 'the Dig'. 
  • Archeologen: bestuderen, analyseren en interpreteren ongeschreven bronnen (opgravingen en bodemsporen). Wanneer?
  • Culturele antropologen: bestuderen wijze van denken en leefwijze volkeren 

Slide 15 - Tekstslide

Als het bodemarchief dreigt te verdwijnen
Opdracht: 1.3 en 1.4
  • Lees 1.3 en 1.4 eventueel nog een keer
  • Maak de vagen op blz 9 en 10 (tm opdracht 16)
  • 17 maak je zelf (Otzi) na afloop


timer
20:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden
10. Kunstuitingen in het verleden hadden vaak een relatie met religie. Dat geldt ook voor het brengen van offers, bijvoorbeeld door kostbaarheden op een speciale plek te begraven. Verder worden grafgiften vaak gezien als een geloof in een hiernamaals.
11. Boeren verbleven op één plaats en lieten veel afval achter. Ze begroeven ook hun doden (vaak met grafgiften) bij hun nederzetting. Jagers trokken van plek naar plek en hadden dan ook weinig bezittingen.
12. Prehistorie is de tijd waarin geen geschreven bronnen bestaan of bekend zijn.
13. Archeologen zien zich als beheerders van het bodemarchief. Ze graven alleen op als het bodemarchief wordt bedreigd. Ze gaan ervan uit dat nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen in de toekomst veel meer informatie uit een vindplaats kunnen halen.
14. De speer- en pijlpunten en soms ook botten van rendieren zijn teruggevonden door archeologen. De kleding, tenten en schildjes zijn niet teruggevonden. Antropologen weten echter dat bewoners van het Noordpoolgebied, de Inuït (Eskimo’s) circa honderd jaar geleden nog op deze manier jaagden
15. De nieuwe uitvindingen zijn visfuiken en boomstamkano’s. In Nederland zijn deze op verschillende plaatsen opgegraven. In de veenbodem bleven ze bijna 9000 jaar bewaard.
16. Veel archeologische vondsten bestaan uit afval dat vroeger door mensen is weggegooid. Nu zijn het waardevolle museumstukken geworden.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pauze!
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoekopdracht
Zoek binnen 3 minuten op hoe de eerste steden zijn ontstaan 
timer
3:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstonden de eerste steden volgens jou?

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Jaartallen tot nu toe:
10.000 v. Chr.: klimaatsverandering
  • 9000 - 8000 v. Chr.: ontstaan van de landbouw in het Midden-Oosten
  • 6000 v. Chr.: Eerste landbouwsamenlevingen in Mesopotamië 
  • 5000 v. Chr.: Eerste boerendorpen in Zuid-Limburg 
  • 3500 v. Chr.: ontstaan schrift in Mesopotamie 
  • 3300 v. chr : bouw piramides. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan eerste stedelijke gemeenschappen
Jagers verzamelaars -> landbouw: Agrarische Revolutie -> kleine steden

  • Specialismen en nieuwe beroepen
  • Vergroting van voedselopbrengsten (irrigatie) - samenwerking
  • Midden-Oosten: Mesopotamië en langs Nijl (Egypte)
  • Goede oogst essentieel (goden om 
  • 'hulp' vragen. Tempels voor priesters)
  • Ontstaan bestuur - behoefte aan vastleggen afspraken
  • Ontstaan van sociale verschillen
  • Ontstaan kleine steden rond 3500-3000 voor Chr. (nederzettingen)
  • Ontwikkeling schrift

--> stadstaten (volgende week)

Slide 22 - Tekstslide

Irrigatie: Rivierwater liep over het land via kanaaltjes. Boeren werkten samen. 

Door de toenemende kennis in de landbouw nam de voedselproductie explosief toe. Door deze verandering had een boer meer dan hij voor zichzelf nodig had, hij kon dus ook zijn voedsel aan anderen geven of ruilen (voor bijvoorbeeld spullen). doordat niet iedereen voor zichzelf hoefde te verbouwen om aan zijn voedsel te komen konden zij die geen boer waren andere beroepen uitvoeren waaronder veel soorten ambacht. Mensen konden zich nu specialiseren in bijvoorbeeld potten of stoelen maken. Doordat de handel beter liep in een dichter bevolkt gebied gingen mensen dichter bij elkaar wonen en ontstonden er kleine dorpen die steeds groter werden en uiteindelijk uitgroeiden tot steden.
Door landbouw en landbouw overschotten ontstonden sociale lagen. Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Egypte
Rondom de Nijl was er genoeg vruchtbare grond voor de eerste boeren om planten te laten groeien. De Egyptenaren leerden de Nijl's overstromingen te gebruiken voor de landbouw
Mesopotamië
Tussen de grote rivieren de Eufraat en de Tigris ontstond voldoende vruchtbare grond door het slib van de rivieren. Hier ontstonden de eerste grote samenlevingen. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: vragen maken 'opdrachten bij het tijdvak'
  • Maak 'opdrachten bij het tijdvak' - blz 10, 11 en 12
  • Opdracht 1 t/m 4
  • Samenwerken mag 
 


timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden 1, 2, 3
2.1. grottekening
2.2. Toendra 
2.3. Hunebed
2.4. Nomaden
2.5. IJstijd
2.6. Prehistorie
2.7. Mammoet
2.8. Bandkeramiek
2.9 Vuursteen
2.10 Trechterbeker

3. C - Rendierjagers - B - Jagers en vissers - A - Bandkeramiekcultuur - D - Trechterbekercultuur.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Welk woord hoort er niet bij?
A
Rendierjagers
B
Tenten
C
Hunebedden
D
Nomaden

Slide 29 - Quizvraag

Dit hoort bij de boeren. Andere begrippen gaan over jager-verzamelaars
2. Welk woord hoort er niet bij?
A
Trechterbekers
B
Grottekeningen
C
Boeren
D
Hunebedden

Slide 30 - Quizvraag

Grottekeningen horen bij de jagers-verzamelaars. De andere begrippen horen bij de boeren van de trechterbekercultuur. 

3. Welk woord hoort er niet bij?
A
Drenthe
B
Bandkeramiekcultuur
C
Lössgrond
D
Eerste boeren

Slide 31 - Quizvraag

Drenthe hoort bij de trechterbekercultuur. De andere begrippen horen bij de bandkeramiekcultuur (1e boeren)

4. Welk woord hoort er niet bij?
A
Midden-Oosten
B
Toendra
C
Vruchtbare Halvemaan
D
Landbouw

Slide 32 - Quizvraag

Dit hoort bij de tijd van de rendierjagers. De andere begrippen horen bij de 1e landbouwsamenlevingen in het Midden-oosten. 
5. Welk woord hoort er niet bij?
A
Bodemarchief
B
Archeologie
C
Geschreven bronnen
D
Grafgriften

Slide 33 - Quizvraag

de andere begrippen zijn bronnen van de prehistorie, de tijd dat er geen geschreven bronnen waren (paragraaf 1.4)
Hoe eindigde dit tijdvak?
--> schema

Slide 34 - Woordweb

Uitvinding van het schrift
Hoe vond je deze les gaan?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronding & volgende week
Huiswerk
  • Opdrachten werkboek (en theorieboek) afmaken & nakijken
  • Schema aanvullen
  • Filmpje na deze les bekijken
  • Lezen hoofdstuk 2

Volgende week - les 3
  • Tijdvak 2: Tijd van Grieken & Romeinen
  • Boeken: H2


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies