7.5 Bestuiving en bevruchting

7.5 Bestuiving en bevruchting
Thema 7 planten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.5 Bestuiving en bevruchting
Thema 7 planten

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 7.4
  • Je kunt voorbeelden geven van ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting bij planten.
  • Je kunt de delen van een bloem benoemen.
  • Je kunt de functies van de delen van een bloem beschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen 7.4
  • Bloemkelk
  • Bloemkroon
  • Bol
  • Kelkblad
  • Knol
  • Kroonblad
  • Meeldraad

  • Stamper
  • Stekken
  • Stuifmeelkorrel
  • Uitloper
  • Vruchtbeginsel
  • Wortelstok

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 7.5
  • Je kunt omschrijven wat bestuiving is.
  • Je kunt de kenmerken van insectenbloemen en van windbloemen noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt.

Slide 5 - Tekstslide

Bestuiving
  • Bij Bestuiving komen stuifmeelkorrels terecht op de stamper van een bloem.
  • Stuifmeelkorrels moeten dan wel van dezelfde plantensoort zijn als de bloem waar ze op komen.
  • Ze moeten dan wel op dezelfde plantensoort terecht komen, ander noem je het geen bestuiving.
  • Verschillende plantensoorten kunnen zich niet samen geslachtelijk voortplanten.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Insectenbloemen
  • Insectenbloemen zijn bloemen die bestuift worden door insecten.
  • Insectenbloemen hebben vrij grote bloemen met opvallend gekleurde kroonbladeren, waar insecten of af komen.
  • Insecten komen ook af op de geur en op nectar.
  • Nectar is een zoet sap dat onder in een bloem zit.

Slide 8 - Tekstslide

Bestuiving door een insect
  • Als een insect op een bloem landt, strijkt hij met zijn rug langs de meeldraden en de stamper(s).
  • De stuifmeelkorrels op de meeldraden zijn ruw en kleverig en blijven daardoor dus plakken op de rug.
  • Als een insect een andere bloem bezoekt om nectar op te zuigen, strijkt hij weer met zijn rug lands de meeldraden en de stamper(s). de stuifmeelkorrels blijven dan aan de stamper(s) plakken.
  • Veel insecten bezoeken alleen bloemen van één bepaald plantensoort.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Windbloemen 1/2
  • Bloemen die door de wind bestuiven heten Windbloemen.
  • Windbloemen zijn vaak klein en onopvallend.
  • De kroonbladeren zijn meestal groen.
  • De wind blaast de stuifmeelkorrels van de meeldraden weg.
  • Doordat de stuifmeelkorrels overal terecht kunnen komen, maakt een windbloem heel veel stuifmeelkorrels.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Windbloemen 2/2
  • Bij windbloemen hangen de meeldraden vaak buiten de bloem.
  • De wind kan daardoor de stuifmeelkorrels gemakkelijk wegblazen.
  • De stampers zijn groot en steken vaak buiten de bloem uit.
  • Zo worden de stampers eerder bestoven.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Bevruchting
  • Als een stuifmeelkorrel op de stamper van een plant terechtkomt, maakt hij daarna een stuifmeelbuis.
  • De stuifmeelbuis groeit naar de eicel
  • Vooraan in de stuifmeelbuis zit de kern van de stuifmeelkorrel.
  • Als de kern van de stuifmeelkorrel bij de eicel is, versmelten beider keren van e geslachtcellen met elkaar, dit is de bevruchting.
  • Hierbij raakt de eicel bevrucht.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Veranderingen na bevruchting
Na de bevruchting verandert er veel in een bloem:
  • De kroonbladeren vallen af
  • De kelkbladeren en meeldraden verschrompelen meestal
  • Een bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een zaad.
  • Het vruchtbeginsel ontwikkelt zich tot een vrucht.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kiem
  • In elke zaad bevindt zich een Kiem.
  • Uit een kiem kan een kiemplantje ontstaan.
  • Er kunnen meerdere zaden ontstaan in een vruchtbeginsel.
  • Soms wordt een eicel niet bevrucht.
  • Er ontstaat dan geen zaad.
  • Het vruchtbeginsel kan dan nog wel uitgroeien tot een vrucht. Het is dan een vrucht zonder zaden.

Slide 19 - Tekstslide

Begrippen 7.5
  • Bestuiving
  • Insectenbloem
  • Kiem
  • Windbloem
  • Zaad

Slide 20 - Tekstslide

Ik kan nu
  • Je kunt omschrijven wat bestuiving is.
  • Je kunt de kenmerken van insectenbloemen en van windbloemen noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt.

Slide 21 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 7.5: 1, 2, 4, 6, 7 en 8
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 7.5
Veel goed? -> Maken 10+ online extra 

 

timer
25:00

Slide 22 - Tekstslide