Kruistochten en herhaling / oefenen

Herhaling H5
Kruistochten en herhaling
paragraaf 6.5 en herhaling 
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H5
Kruistochten en herhaling
paragraaf 6.5 en herhaling 

Slide 1 - Tekstslide

  • Uitleg slides
  • Afmaken 6.5 kruistochten
  • Oefenen voor de toets 
Plan vandaag
Leerdoel: je kunt uitleggen hoe de eerste kruistocht verliep. 
En je kunt uitleggen welke contacten er waren tussen kruisvaarders en Arabieren.

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg 
Je gaat zelfstandig door de slides heen. Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen. Probeer zo ver mogelijk te komen!
  • Het eerste deel van de slides gaat over §6.5 en in het tweede deel ga je oefenen met toetsvragen. Je mag je boek en aantekening gebruiken, maar je mag het ook zonder proberen!

Heel veel succes!

(aan het einde van de slides kan je aangeven over welke onderwerpen je nog extra uitleg wilt)

Slide 3 - Tekstslide

Bekijk het onderstaande filmpje en beantwoord daarna de vragen op de volgende slides

Slide 4 - Tekstslide

Bekijk het filmpje op de vorige slide. Geef 2 redenen waarom mensen op kruistocht gaan.

Slide 5 - Open vraag

Niet iedereen die op kruistocht ging, haalde de bestemming. Leg uit wat er met hun gebeurden.

Slide 6 - Open vraag

Bekijk het filmpje op de volgende pagina en beantwoord de vragen
Indien het filmpje niet werkt, hier is de directe link

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Hoe waren de omstandigheden van mensen die op kruistocht gingen?

Slide 9 - Open vraag

Zou jij een kruistocht kunnen hebben volgehouden? Waarom wel/niet?

Slide 10 - Open vraag

Welke stad in het Midden-Oosten wordt op de kaart aangegeven met een ster
A
Medina
B
Mekka
C
Jericho
D
Jeruzalem

Slide 11 - Quizvraag

Voor wie is de stad Jeruzalem belangrijk?

Slide 12 - Open vraag

Hoe wordt het gebied rondom Jeruzalem ook wel genoemd?
A
Het Heilige Land
B
Palestina
C
Midden-Oosten
D
Het lage land

Slide 13 - Quizvraag

In het begin van de 11e eeuw wordt de stad Jeruzalem ingenomen door een islamitische stam. Zij weigeren christelijke bedevaarders (pelgrims) de stad binnen te laten. Mede hierdoor roept Paus Urbanus op om op kruistocht te gaan

Slide 14 - Tekstslide

Waarom roept Paus Urbanus in 1095 op om Jeruzalem te bevrijden?
A
Paus wilt laten zien dat hij een baas is
B
Byzantijnse keizer voelt zich bedreigd en vraagt paus om hulp
C
Christenen waren minder welkom in Jeruzalem
D
Heilige stad Jeruzalem veroverd door moslims

Slide 15 - Quizvraag

De eerste kruistocht
Uiteindelijk lukt het de kruisvaarders om in 1099 de stad Jeruzalem in te nemen. 

Hierna worden er verschillende
kruisvaardersstaten gesticht.

Leg op de volgende slide uit wat
het doel van die staten waren.

Slide 16 - Tekstslide

Leg uit waarom kruisvaardersstaten worden gesticht in het Midden-Oosten

Slide 17 - Open vraag

Lees in paragraaf 6.5 het stukje "Strijd en handel". Leg uit wat er gebeurde nadat Jeruzalem in 1187 werd veroverd door een Arabisch leger onder leiding van sultan Saladin, de vorst van Egypte en Syrië.

Slide 18 - Open vraag

Na deze slide beginnen de oefentoets vragen!
Heel veel succes!

Slide 19 - Tekstslide

Vul aan. Het tijdvak van hoofdstuk 6 is de tijd van ....

Slide 20 - Open vraag

De jaartallen bij dit tijdvak zijn
....-....

Slide 21 - Open vraag

De periode van hoofdstuk 5 en 6 is de
........?

Slide 22 - Open vraag

Paragraaf 6.1

Slide 23 - Tekstslide

Het ontstaan van steden heeft meerdere oorzaken. Welke oorzaak is de zien op de afbeelding hiernaast?

Slide 24 - Open vraag

In welke gebieden lagen in 1500 de meeste steden?
Noteer de letters van de drie juiste antwoorden.
A
Holland
B
Engeland
C
Vlaanderen
D
Noord-Italië

Slide 25 - Quizvraag

De samenwerking van handelssteden bevorderde de internationale handel.
Op welke twee manieren deden de Hanzesteden dat?
Noteer de letters van de twee juiste antwoorden.
A
De Hanzesteden vroegen aan elkaar geen tol.
B
De Hanzesteden vroegen bescherming van vorsten.
C
De Hanzesteden richtten samen banken op.
D
De Hanzesteden bestreden samen vijanden.

Slide 26 - Quizvraag

Beschrijf de markt in de tijd van steden en staten.
Gebruik de begrippen aanbod, vraag en winst.

Slide 27 - Open vraag

Lees onderstaande bron, beantwoord daarna de vraag op de volgende slide
Bron 1: Voorschrift over meesterproef van het snijdersgilde in Utrecht (1459)

Niemand mag opgenomen worden in het snijdersgilde en zich als meester vestigen voordat hij vier werkstukken heeft gemaakt, die goedgekeurd zijn door vier gildeleden. De werkstukken van de meesterproef zijn: een jas voor een man, een lange pastoorsjas, een mantel voor een vrouw en een korte mantel met kap voor een vrouw.

Slide 28 - Tekstslide


A
Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B
Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist.
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist.

Slide 29 - Quizvraag

Gebruik de tekst van de vorige slide.
De gilden hadden hun eigen beroepsopleiding.
Noteer een overeenkomst tussen de moderne beroepsopleiding en de opleiding van de gilden.

Slide 30 - Open vraag

Paragraaf 6.2

Slide 31 - Tekstslide

Gebruik de vier uitspraken (A-D) over Floris V.
Welke twee uitspraken zijn juist?
A
Floris V stelde de inwoners van Hollandse plaatsen tevreden door ze privileges te geven.
B
Floris V verleende stadsrechten aan Amsterdam
C
Floris V werd door boeren en stadsbewoners gevangengenomen en vermoord
D
In de tijd van Floris V bestonden de Nederlanden uit 17 graafschappen, hertogdommen en andere gewesten

Slide 32 - Quizvraag

Leg uit hoe iemand burger van een stad kon worden.

Slide 33 - Open vraag

Welke taken hadden de schepenen in een middeleeuwse stad?
A
De schepenen moesten de heer vertegenwoordigen
B
De schepenen moesten de stad besturen.
C
De schepenen moesten het stadsbestuur controleren.
D
De schepenen moesten rechtspreken.

Slide 34 - Quizvraag

In de tijd van steden en staten verdween de horigheid geleidelijk.
Noteer de letters van de twee zinnen die hiervoor een verklaring geven.
A
Boeren kregen steeds meer rechten en vrijheden.
B
Heren hadden steeds minder boeren nodig.
C
Horigen die naar de stad mochten verhuizen, verloren de rechten en plichten van een horige.
D
Horigen die naar de stad verhuisden, bleven nog een jaar onvrij.

Slide 35 - Quizvraag

Gebruik de foto hiernaast: leg uit
- met welk stadsrecht deze foto te maken heeft en
- waarom dat een belangrijk recht was.

Slide 36 - Open vraag

Paragraaf 6.3

Slide 37 - Tekstslide

Geef de betekenis van twee begrippen uit deze lijst. Je mag zelf kiezen welke twee begrippen je uitlegt. Neem eerst het begrip over, daarna de betekenis

- bedevaart
- getto
- pogrom
- relikwie

Slide 38 - Open vraag

Volgens de kerk moesten de meeste mensen na hun dood gestraft worden.
Wat kon je in dit verband met liefdadigheid bereiken?
A
Dat je na je dood meteen naar de hel ging.
B
Dat je na je dood van de hel naar het vagevuur ging.
C
Dat je na je dood korter in het vagevuur bleef.
D
Dat je na je dood meteen naar de hemel ging.

Slide 39 - Quizvraag

Tijdens de Middeleeuwen was er een kerkelijke rechtbank die ketters opspoorden en berechtten. Wat was de naam van die rechtbank en wat zijn ketters?

Slide 40 - Open vraag

Is deze kerk een voorbeeld van de romaanse of de gotische bouwstijl?
Leg je antwoord uit met twee beeldelementen.

Slide 41 - Open vraag

Behalve ketters werden heksen ook vervolgd in de middeleeuwen. Geef twee redenen waarom heksen werden vervolgd.

Slide 42 - Open vraag

Vergelijk de positie van de joden in het Romeinse rijk met hun positie in Europa in de tijd van steden en staten.
Noteer een overeenkomst.

Slide 43 - Open vraag

Paragraaf 6.4

Slide 44 - Tekstslide

Leg uit, waar ging de Investituurstrijd over?

Slide 45 - Open vraag

Wie won in 1122 de Investituurstrijd?
A
De bisschoppen
B
De Duitse koning
C
De Paus
D
Niemand won

Slide 46 - Quizvraag

Beschrijf hoe staatsvorming en centralisatie invloed hadden op de macht van vorsten.

Slide 47 - Open vraag

Wanneer riepen vorsten de vertegenwoordigers van de drie standen bijeen?
Er zijn twee antwoorden juist
A
Als de koning geld nodig had.
B
Als de vorst advies wilde inwinnen.
C
Als er een nieuwe koning gekozen moest worden.
D
Als er oorlog dreigde.

Slide 48 - Quizvraag

Paragraaf 6.5

Slide 49 - Tekstslide

Gebruik de vijf feiten (A-E). Noteer de letters A-E in de juiste tijdsvolgorde.

A De eerste kruisvaarders trekken uit Europa naar het oosten.
B De kruisvaarders veroveren Jeruzalem.
C De laatste kruisvaarderstaat wordt veroverd door de Arabieren.
D Jeruzalem wordt veroverd door een Arabisch leger onder leiding van Saladin.
E Paus Urbanus II roept op tot de eerste kruistocht om het Heilige Land te bevrijden.

Slide 50 - Open vraag

Wat was de aanleiding voor de kruistochten?

A
De Byzantijnse keizer had de paus om hulp gevraagd tegen islamitische Turkse veroveraars.
B
Rondreizende monniken beloofden een aflaat aan elke deelnemer die tijdens de tocht zou sterven.
C
Roofridders, boeren en burgers bedreigden het christelijke Byzantijnse rijk.
D
Urbanus II riep gelovigen op om de strijd aan te gaan met de islamitische Turken.

Slide 51 - Quizvraag

Leg uit waarom de eerste kruistocht een succes was.
Gebruik in je antwoord de begrippen kruisvaarder en Heilige Land.

Slide 52 - Open vraag

Vertel je docent:

Slide 53 - Tekstslide

Over welk onderwerp zou jij nog extra uitleg willen? Kies er maximaal 3

Slide 54 - Open vraag