Thema 3, bs 3, les 2 intermediaire fenotype

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg bs 3
- samen inoefenen
- zelfstandig werken
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvmbo tLeerroute VTLeerroute 3Leerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg bs 3
- samen inoefenen
- zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerkcheck
We kijken samen opdracht 22, 23 en 24 na op blz 110 en 111 van je werkboek 

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen Genenparen
Homozygoot = 2 dezelfde genen 
Hetrozygoot = 2 verschillende genen

Genotype = al je erfelijke eigenschappen
Fenotype = hoe zie je eruit, je uiterlijke kenmerken, alles wat je ziet dus...

Dominante genen = bepaald het fenotype, is het sterkste
Recessieve genen = komt alleen tot uiting bij een homozygoot recessief genotype. Tenzij er sprake is van een intermediair fenotype

Slide 4 - Tekstslide

Een paar logische regels
  • Een dominant gen is een gen dat altijd tot uiting komt in het fenotype.
  • Bij iemand die heterozygoot is komt het dominante gen tot uiting.
  • Een recessief gen komt alleen tot uiting als er geen dominant gen aanwezig is.
  • Organismen waarbij het recessieve gen tot uiting komt zijn homozygoot voor deze eigenschap.
  • Intermediair fenotype: beide genen komen tot uiting

Slide 5 - Tekstslide

Maar... Soms zijn twee genen even sterk.

We praten dan niet van dominant / recessief



 maar van een intermediair fenotype.

Slide 6 - Tekstslide

LET OP!
De schrijfwijze is anders bij intermediair fenotype!
Omdat er geen dominant of recessief gen is, kun je geen gebruik maken van een hoofdletter en een kleine letter. Daarom wordt het zo aangegeven:
KwKw = witte bloemkleur
KwKr=roze bloemkleur
KrKr= rode bloemkleur

Slide 7 - Tekstslide

Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht 25
Je maakt zelfstandig opdracht 26, we kijken samen na

Zelfstandig werken: opdracht 27 t/m 30
Dit is ook het huiswerk
Klaar kijk na met een nakijkboekje
Pak je leesboek of ga rustig iets voor jezelf doen

Slide 8 - Tekstslide

Genotype
Fenotype
Krultang
Je lijkt op je vader
Chromosoom
Litteken
ACCGATCCTGAAACT
(basenparen)
Gespierd lichaam

Slide 9 - Sleepvraag

46
Fenotype
nieuw genotype
        
         aantal chromosomen
            23 chromosomen
Zaadcel

Slide 10 - Sleepvraag

chromosomenkaart
je krijgt 23 chromosomen van je vader (blauw), en 23 van je moeder (roze), samen 46 chromosomen

ieder paar noem je homologe chromosomen (gelijk qua type eigenschappen)

paar 1 t/m 22 = autosomale chromosomen
paar 23 = geslachtschromosomen

Slide 11 - Tekstslide