3V+ week 12 - HOKK

3V+ Verleden tijden
- De perfecto / imperfecto / indefinido zijn allemaal verleden tijden

Hoy he escuchado la radio - 
Vanmorgen heb ik radio geluisterd / vanmorgen luisterde ik radio

Ayer escuché la radio - 
Gisteren luisterde ik radio

Los fines de semana siempre escuchaba la radio -
In het weekend luisterde ik altijd radio

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

3V+ Verleden tijden
- De perfecto / imperfecto / indefinido zijn allemaal verleden tijden

Hoy he escuchado la radio - 
Vanmorgen heb ik radio geluisterd / vanmorgen luisterde ik radio

Ayer escuché la radio - 
Gisteren luisterde ik radio

Los fines de semana siempre escuchaba la radio -
In het weekend luisterde ik altijd radio

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vorm ik de 
Perfecto?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Kies voor de juiste vorm van de Presente perfecto

Mi amiga y yo ......
A
Hemos hecho
B
Has hecho
C
Hemos acido
D
Ha hacido

Slide 4 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Presente perfecto

Tú ..........
A
Ha decido
B
Has dicho
C
Has decido
D
Han dicho

Slide 5 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Presente perfecto

Los alumnos .....
A
He empezado
B
Han empiezado
C
Habéis empezado
D
Han empezado

Slide 6 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Presente perfecto

Nosotros ...........
A
Hemos ponido
B
Habéis puesto
C
Hemos puesto
D
Han puesto

Slide 7 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Presente perfecto

Pedro ........
A
He ido
B
Has ido
C
Ha irido
D
Ha ido

Slide 8 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Presente perfecto

Mi madre .....
A
Ha abrido
B
Has abierto
C
Hemos abrido
D
Ha abierto

Slide 9 - Quizvraag

Indefinido
hablar
comer
vivir
(yo)
hablé
comí
viví
(tú)
hablaste
comiste
viviste
(él, ella, usted)
habló
com
viv
(nosotros/-as)
hablamos
comimos
vivimos
(vosotros/-as)
hablasteis
comisteis
vivisteis
(ellos/-as/ustedes)
hablaron
comieron
vivieron

Slide 10 - Tekstslide

Vervoeg in de indefinido:
Yo ....
A
cená
B
cenaste
C
cené
D
cenamos

Slide 11 - Quizvraag

Vervoeg in de indefinido:
Yo ....
A
compro
B
compré
C
compraste
D
compró

Slide 12 - Quizvraag

Vervoeg in de INDEFINIDO:
Yo ...
A
bebí
B
bebo
C
bebio
D
bebe

Slide 13 - Quizvraag

imperfecto 
Werkwoorden op -ar
estaba                      ik was
estabas                    jij was
estaba                      hij/zij/u (ev) was
estábamos            wij waren
estabais                  jullie waren
estaban                   zij waren / u (mv) was




























Slide 14 - Tekstslide

imperfecto 
Werkwoorden op -er en -ir
comía                       ik at
comías                    jij at
comía                       hij/zij/u (ev) at
comíamos             wij aten
comíais                   jullie aten
comían                    zij aten / u (mv) aten




























Slide 15 - Tekstslide

Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
A
pensaban
B
bebías
C
comieron
D
vivíamos

Slide 16 - Quizvraag

Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
A
trabajé
B
hacía
C
hablaba
D
comías

Slide 17 - Quizvraag

Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
timer
0:20
A
trabajé
B
hacía
C
hablaba
D
comías

Slide 18 - Quizvraag

Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
timer
0:20
A
pensaban
B
bebías
C
comieron
D
vivíamos

Slide 19 - Quizvraag

vivir - usted
(u woonde)

Slide 20 - Open vraag

dar - tú
(jij gaf)

Slide 21 - Open vraag

trabajar - ellos
(zij werkten)

Slide 22 - Open vraag

nosotros - hablar
(wij praatten)

Slide 23 - Open vraag

estudiar - yo
(ik studeerde)

Slide 24 - Open vraag

Para hacer
Capítulo 3

Ejercicio 13, 14, 15
imperfecto

Slide 25 - Tekstslide

3V+ Verleden tijden
- De perfecto / imperfecto / indefinido zijn allemaal verleden tijden

Hoy he escuchado la radio - 
Vanmorgen heb ik radio geluisterd / vanmorgen luisterde ik radio

Ayer escuché la radio - 
Gisteren luisterde ik radio

Los fines de semana siempre escuchaba la radio -
In het weekend luisterde ik altijd radio

Slide 26 - Tekstslide

Hoe bepaal ik welke tijd ik moet kiezen?
Manier 1 Signaalwoord
deze week                   (je zit er nog in)                                                                                = PERFECTO
gisteren                        (duidelijk begin en duidelijk eind: 00.00 uur en 23.59 uur) = INDEFINIDO
toen ik klein was        (géén duidelijk begin en eind)                                                     = IMPERFECTO

Manier 2 Vraag stellen (bij kiezen tussen indefinido/imperfecto)
Was het er al?                = IMPERFECTO
Gebeurde het?               = INDEFINIDO
Was het een actie?       = INDEFINIDO
Is het achtergrond informatie?= IMPERFECTO



Slide 27 - Tekstslide

Presente perfecto (signaalwoorden)
Hoy

Este verano/año/mes/semana/vacaciones

Nunca, jamás

Todavía (no), ya (no)

Alguna vez, muchas veces, 

Una vez, dos veces


Leer de vertaling van de signaalwoorden!
IN DEZE TIJD ZIT JE NOG STEEDS!

Slide 28 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van de presente perfecto, mét tijdsaanduiding.

Slide 29 - Open vraag

Imperfecto (signaalwoorden)
de pequeño/niño/joven

siempre, a menudo, cuando, entonces

todos los días/martes/años

cada día/semana/miércoles

mientras, normalmente

en esa/aquella época

Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT GEEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Het is de achtergrond van je verhaal.

Slide 30 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van de imperfecto, mét tijdsaanduiding.

Slide 31 - Open vraag

Indefinido (signaalwoorden)
ayer, anteayer, anoche

la semana pasada/
el año/mes/verano pasado

el otro día, el lunes, el martes

hace 1,2,3 día(s) /semana(s)

en 1946, el 14 de febrero (datum)

aquel día, aquel invierno, 

de repente



Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 32 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van de indefinido, mét tijdsaanduiding.

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

¿Indefinido o imperfecto?
Hace 3 años mi abuelo (ganar).........la lotería.
A
ganaba
B
ganabas
C
ganó
D
ganaste

Slide 35 - Quizvraag

Perfecto of indefinido
Los gatos ................. (salir) por la ventana la semana pasada.
A
habéis salido
B
salisteis
C
han salido
D
salieron

Slide 36 - Quizvraag

perfecto of indefinido
Yo no ...................... (ir) al colegio ayer.
A
he ido
B
fui
C
ha ido
D
fue

Slide 37 - Quizvraag

perfecto of indefinido
Mi profesora me ..................... (dar) una buena nota en diciembre.
A
he dado
B
di
C
ha dado
D
dio

Slide 38 - Quizvraag

perfecto of indefinido
¿Marco y tú ...................... (estar) en Madrid alguna vez?
A
has estado
B
estuviste
C
habéis estado
D
estuvisteis

Slide 39 - Quizvraag

perfecto of indefinido
Yo no ...................... (ir) al colegio la semana pasada.
A
he ido
B
fui
C
ha ido
D
fue

Slide 40 - Quizvraag

¿Imperfecto/ indefinido?
Yo .................. (acostarse), porque .............. (tener) sueño.
A
me acostaba - tenía
B
me acosté - tuve
C
me acostaba - tuve
D
me acosté - tenía

Slide 41 - Quizvraag

Para hacer
Capítulo 3

Ejercicio 16, 17, 19

Slide 42 - Tekstslide