Groepsopdracht: wat weet je al?
Vorm een groep van twee jongens en twee meisjes. Bekijk een misdaadserie van de televisie (bij voorkeur CSI). Iedere persoon in de groep concentreert zich op één van de personages die als onderzoeker werkt.
Vul voor je personage een schema in. Vermeld welke forensische techniek(en) je personage toepast. Vertel wat je weet van de gebruikte techniek(en) en of de betreffende scènes volgens jou realistisch zijn.
Bespreek de resultaten binnen je groep. Presenteer als groep jullie resultaten aan de klas. Gebruik hiervoor ► werkinstructie presenteren.
De presentatie moet de volgende onderdelen bevatten:
- Inleiding. Hierin geef je informatie over de betreffende serie, de personages en de vraagstelling.
- Materiaal en methode. Je geeft informatie over de gebruikte materialen (bijvoorbeeld: een dvd) en de aanpak in jullie groep (wie bestudeert wie?).
- Resultaten en discussie. Vertel welke forensische technieken jullie personages hebben gebruikt. Geef (als niet-deskundige) informatie over de gebruikte technieken en een oordeel over het realiteitsgehalte van de door jullie bestudeerde scènes.