Flexles Taalondersteuning GS en AK (Les 3)

Taalondersteuning GS en AK (Les 3)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taalondersteuning GS en AK (Les 3)

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen
  • Inventariseren centrale vragen.
  • Hoe maak ik een mindmap?
  • Welke soorten vragen bestaan er?
  • Zelf toetsvragen maken. 

Slide 2 - Tekstslide

[R] <- staat voor .........
A
Reconstructie
B
Realiseren
C
Reproductie
D
Redeneren

Slide 3 - Quizvraag

Reproductie [R]
Vragen die je vragen je kennis letterlijk op te halen (te reproduceren).

  • Noem  twee eigenschappen van een toendralandschap. (2pt). = Gebied zonder bomen, vlakbij poolgebied.
  • Hoe noemen we een christen die zijn geloof verspreid onder niet-gelovigen. (1pt) = Missionaris

Slide 4 - Tekstslide

[T] <- staat voor ....
A
Toetsing
B
Toepassing
C
Tekenen
D
Theorie

Slide 5 - Quizvraag

Toepassing [T]
Vragen waarbij je theorie moet toepassen in bekende en nieuwe situaties.
  • Leg uit hoe missionarissen ervoor zorgden dat de Franken de Friezen konden verslaan. (2pt).
  • Gebruik bron 1 en toon aan dat dit te maken heeft met  verstedelijking. (2pt).

Slide 6 - Tekstslide

[I] <- staat voor....
A
Inzet
B
Invullen
C
Input
D
Inzicht

Slide 7 - Quizvraag

Inzicht [I]
Vragen waarbij je moet aantonen de lesstof goed begrepen te hebben.
  • Waarom is de val van Friesland verbonden met de verspreiding van het Christendom? (2pt)
  • Verklaar waarom Karel de Grote wilde zijn zoals de keizers van het Romeinse Rijk. (2pt)
  • Geef twee redenen waarom steden worden gesticht aan waterwegen en bestaande routes. (2pt)

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het nut van het maken van een mindmap van de paragraaf?

Slide 9 - Open vraag

Begrippen
  • Begrippen en vaktermen moet je aanleren om te kunnen functioneren bij een vak. 
  • Hoe beter je de termen begrijpt hoe makkelijker het word om nieuwe informatie op te slaan. 

Slide 10 - Tekstslide

Soorten begrippen
  1. Sleutelbegrippen
  2. Concrete begrippen
  3. Abstracte begrippen
  4. Algemene begrippen
  5. Specifieke begrippen 

Gemiddeld 33 tot 58 nieuwe woorden per week voor een 12-jarige

Slide 11 - Tekstslide

Wat voor soort begrippen zijn dit?
  1. Landbouwsamenleving
  2. Willibrord
  3. Toendra
  4. Rechtspraak
  5. Farao
  6. Piramide van Gizeh
 Concrete begrippen
 Abstracte begrippen
 
Algemene begrippen
Specifieke begrippen 

Slide 12 - Tekstslide

Sleutelbegrippen (kan jij ze vinden)

Slide 13 - Woordweb

Hoe leer je begrippen kennen
  • Dreunen (vergeet je binnen een week weer).
  • Lezen in context (onthoudt je langer).
  • Gebruiken in een verslag (onthoudt je veel langer).
  • Aan iemand anders uitleggen wat het is (onthoudt je het langst).

Slide 14 - Tekstslide