methodisch handelen les 2

Methodisch handelen
Periode 7
 les 2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Methodisch handelen
Periode 7
 les 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen:
  • toetsen uitleggen (Digibib opdracht en observeren opdracht) en examen
  • lesdoelen
  • herhalen theorie
  • voorbereiding volgende les
  • afsluiten 

Slide 3 - Tekstslide

Toetsen en examen B
VIG: B1-K1-W3
je helpt bij het opstellen van een individueel plan.

MZ niveau 3: B1-K1-W1
Inventariseert ondersteuningsvragen van de cliënt.

Slide 4 - Tekstslide

lesdoelen


  • Na deze les leg je uit wat het zorgproces is 
  • Je kunt een probleem uitwerken met de PES
  • Je formuleert een doel met de SMART
  • Je beschrijft zorgactiviteiten

Slide 5 - Tekstslide

Wat is methodisch werken?
A
samen met een collega bepaal jij de doelen die behaald moeten worden
B
werken volgens een logische volgorde/ werkwijze

Slide 6 - Quizvraag

Op een systematische, geplande manier aan een doel werken. Je denkt na over wat je gaat doen, waarom je het gaat doen en hoe je het gaat doen.
Methodisch werken in de zorg krijgt vorm in het zorgproces. Het zorgproces is het proces dat je als verzorgende-IG met iedere zorgvrager doorloopt vanaf het verzamelen van de gegevens tot en met het evalueren van de zorg.

Methodisch werken

Slide 7 - Tekstslide

het zorgproces

Slide 8 - Woordweb

het zorgproces -
methodisch werken

Slide 9 - Tekstslide

Stap 1: gegevens verzamelen doe ik:
A
observatie
B
gegevens uit medisch dossier
C
anamnesegesprek
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 10 - Quizvraag

Anamnesegesprek of intakegesprek: 
eerste gesprek waarin je de anamnese aanvult met gegevens om het zorgplan (begeleidingsplan of ondersteuningsplan) op te stellen.

Doel:​
Gegevens verzamelen​
Kennismaken​
Eerste behoeften, wensen en gewoonten in kaart brengen

Slide 11 - Tekstslide

  1. Patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding
  2. Voedings- en stofwisselingspatroon
  3. Uitscheidingspatroon
  4. Activiteitenpatroon
  5. Slaap- en rustpatroon
  6. Cognitie- en waarnemingspatroon
  7. Zelfbelevingspatroon
  8. Rollen- en relatiepatroon
  9. Seksualiteits- en voortplantingspatroon
  10. Stressverwerkingspatroon
  11. Waarden- en levensovertuigingspatroon

11 gezondheidspatronen van Gordon

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

lees de casus;
Welke problemen zie je? Hoe pak je dit aan?

Je komt bij mw. Groen om steunkousen aan te trekken. Het lukt je niet om de steunkousen over haar enkels te krijgen. Het lijkt of haar benen dikker zijn dan normaal. Je ziet ook dat er een blauwe plek op het been van Mw. Groen zit. Ook klinkt ze wat kortademig. 
Je denkt na: wat moet je doen?
Hoe is de blauwe plek ontstaan? Hoe komt het dat mw. niet reageert op je vragen? Moet je een dokter bellen?
Je besluit eerst alles op een rijtje te zetten. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Met welke denkhulp kun je snel en duidelijk praten over de situatie van mw. Groen?
A
SOAP
B
STARR
C
SMART
D
SBAR

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

PES

P: probleem ( klachten, gezondheidsverstoringen en reactie van cliënt op de ziekte)
E: etiologie of oorzaken (ziekteoorzaak of samenhangende factoren)
S: symptomen (signalen, kenmerken, verschijnselen)

Slide 18 - Tekstslide

Probleem = vochtophoping/ oedeem in benen.
Wat zijn de symptomen?

Slide 19 - Open vraag

Probleem uitwerken met de PES




P: oedeem benen
E: ?
S: dikke enkels en benen, kortademig

Oorzaak zou hartfalen kunnen zijn

Slide 20 - Tekstslide

Nog eens oefenen met de PES:
Mw. Dijk is immobiel. 3 jaar geleden heeft mw. een herseninfarct gehad waardoor zij nu links halfzijdig verlamd is. Er zijn uitvalsverschijnselen. 
Mw. is afhankelijk van haar rolstoel, ze heeft geen kracht meer in haar benen.
Hierdoor ligt ze gemiddeld 18 uur op bed. Mw. heeft pijn rond haar stuit en je ziet een paars rode open wond op de stuit. 
Schrijf op: wat is de P, E en S?

Slide 21 - Tekstslide

P: doorligplekken
E: gemiddeld 18 uur per dag op bed liggen door immobiliteit 
S: paars rode open wond op haar stuit
     pijn stuit

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Waaraan moet een doel voldoen?

Slide 24 - Open vraag

Doelen formuleren:
Korte en lange termijn doelen
Formuleer vanuit de zorgvrager: Mw. Bergsma
Gebruik daarna een actief werkwoord zoals: wast zichzelf, komt uit bed, legt uit...
Daarna: hoe, waarmee, onder welke omstandigheden
Welke tijd moet het doel behaald zijn
Bijvoorbeeld: Dhr. Snel leert zichzelf injecteren met insuline voor de nacht binnen 5 dagen.


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Waar staat de SMART voor?
A
Speciaal, Mogelijk, Acceptabel, Redelijk, Tijdsgebonden
B
Specifiek, Mogelijk, Acceptabel, Redelijk, Tijdsgebonden
C
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden
D
Specifiek, Mogelijk, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeelden zorgdoelen
Mw. van Kleef loopt over een maand beter.

Mw. van Kleef loopt over een maand zonder hulpmiddelen.

Dhr. drinkt voldoende per dag.

Vanaf morgen drinkt dhr. iedere dag 1,5 liter vocht en dit wordt bijgehouden op een vochtbalans.


Slide 29 - Tekstslide

Maak hiervan SMART zorgdoelen
Zorgprobleem: Mw. Benali heeft haar enkel gebroken.
Deze is ingegipst. Ze kan nu haar bed niet uit en heeft veel pijn. Hierdoor kan ze zichzelf niet goed verzorgen.

Slide 30 - Tekstslide

Doel: Mw. Dijk kan binnen 8 weken door middel van een rollator voortbewegen

Dan heeft mw. interventies/ acties nodig om dit doel te bereiken.

Slide 31 - Tekstslide

Welke interventies/ acties heeft mw. Dijk nodig om haar doel te bereiken?

Slide 32 - Open vraag

wat: om welke activiteit gaat het precies?
wie: welke personen helpen de zorgvrager bij de activiteit? Bijvoorbeeld: verzorgenden, mantelzorgers, andere disciplines.
 waarmee: welke hulpmiddelen zijn er nodig?
 tijdstip: hoe laat vindt de activiteit plaats?
 frequentie: hoe vaak vindt de activiteit plaats?
 termijn: van wanneer tot wanneer vindt de activiteit plaats? Als het om een eenmalige activiteit gaat, noem je de datum.
 





zorgactiviteiten beschrijven:

Slide 33 - Tekstslide

Voorbeeld:
Stel de zorgvrager moet geholpen worden bij het aantrekken van steunkousen. De steunkousen zullen dan iedere dag op een vast moment worden aangetrokken.
 Zorgactiviteiten:
  • Mw ondersteunen bij het aantrekken van de steunkousen.
  • Steunkousen aantrekken na de ADL rond 9 uur ‘s morgens. 


Slide 34 - Tekstslide

Voorbereiding volgende les:

Lees op learing matters de theorie over het zorgproces door:
  • gegevens verzamelen (Thema: plannen en afstemmen van zorg. 2: gegevens verzamelen)

Lees door en schrijf op waar je vragen over hebt:
  • Digibib opdracht
  • Observatie opdracht

Slide 35 - Tekstslide

wat heb je geleerd deze les?
Wat vind je nog moeilijk?

Slide 36 - Woordweb