Woche 05 2.S

Heute Donnerstag den 3. Februar

Klassenc.:zstod
Ik kan een zelfstandig naamwoord vervangen door een pers. vnw.

Ik heb de Lernboxen 1, 2 en 3 goed geleerd.

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Heute Donnerstag den 3. Februar

Klassenc.:zstod
Ik kan een zelfstandig naamwoord vervangen door een pers. vnw.

Ik heb de Lernboxen 1, 2 en 3 goed geleerd.

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir dieser Stunde?
Kurz Hörverstehen üben

Wiederholen Grammatik A (Seite 51) und B (Seite 52) und C

Wortschatz 1, 2 und 3

Nachsehen der Hausaufgaben Lektion 4 Aufgabe 4, 5, 7 und 9

Slide 2 - Tekstslide

Hörverstehen
 ab 6:34 Minuten





Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Was ist ein Hobel?
A
hobbel
B
mes
C
schaaf

Slide 5 - Quizvraag

Op hoeveel plaatsen komt het ammoniak in de bobbaan?
A
32
B
42
C
52
D
62

Slide 6 - Quizvraag

Wie oft wird gehobelt?

Slide 7 - Open vraag

Was ist ein Schlittschuhbahn?

Slide 8 - Open vraag

Hoe heet de slee waarbij je met je hoofd vooruit naar beneden gaat?

Slide 9 - Open vraag

Hoe snel ga je ongeveer met de taxibob?
A
80 km/m
B
100 km/m
C
120 km/m
D
130 km/m

Slide 10 - Quizvraag

Hoe lang duurt het ritje met de taxibob?

Slide 11 - Open vraag

Zinsdeel vervangen door persoonlijk vnw. 

Slide 12 - Tekstslide

Grammatik A und B, danach C
m  w  s    oder M+

männlich     weiblich       sachlich   oder Mehrzahl
mannelijk    vrouwelijk   onzijdig     of       meervoud

Slide 13 - Tekstslide

Unsere Freundschaft existiert seit wir 4 sind. .... ist sehr innig.

Tussen haakjes kun je vervangen door

A
er
B
sie (1)
C
es
D
uns

Slide 14 - Quizvraag

Deine Schokolade schmeckt mir nicht. .... ist zu bitter.

Tussen haakjes kun je vervangen door

A
er
B
sie (1)
C
es
D
wir

Slide 15 - Quizvraag

Das Städtchen hat nur 680 Einwohner. ..... haben alle ein eigenes Haus.

Tussen haakjes kun je vervangen door

A
er
B
sie (1)
C
es
D
sie (2)

Slide 16 - Quizvraag

Der Strand ist riesig. ..... ist sehr schön mit diesen großen Palmen.

Tussen haakjes kun je vervangen door

A
er
B
sie (1)
C
es
D
uns

Slide 17 - Quizvraag

Das Buch habe ich mir aus der Bibliotheek ausgeliehen. .... ist sehr spannent.

Tussen haakjes kun je vervangen door

A
er
B
sie (1)
C
es
D
uns

Slide 18 - Quizvraag

Een zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaam woord, lukt
A
gut
B
schlecht
C
solala (nog niet zo goed moet nog goed doorlezen!)

Slide 19 - Quizvraag

Wörterliste 1 und 2 und 3
kurz testen

Slide 20 - Tekstslide

Hausaufgaben von heute

Heute: L 3 9.1 und L4  1, 2 und 3 // 4, 5, 7 und 9

Neue Hausaufgaben
Lernen Lernbox 1, 2 und 3
Grammatik A, B und C

So am 15. Februar 2022                                                                   Übungstest am 10. Februar 2022 
       Lernbox 1, 2 und 3 (inklusive Redemittel) und
       Grammatik A, B und C

Slide 21 - Tekstslide

Hoe heb je je huiswerk gemaakt?
Wie hast du deine Hausaufgaben gemacht?
A
gut
B
schlecht
C
solala

Slide 22 - Quizvraag

Ben je tevreden met wat je deze les gedaan hebt?

Bist du zufrieden mit dem was du dieser Stunde gemacht hast?
A
ja
B
nein
C
jein

Slide 23 - Quizvraag

Wat wil je volgende week oefenen als voorbereiding op de oefen so?
Woorden/zinnen/regels m+v+o/zelfst.nw vervangen door pers. vnw.

Slide 24 - Open vraag

Herzlichen Dank für eure Aufmerksamkeit
und
bis zum nächsten Mal!

Slide 25 - Tekstslide

der
= lidwoord dat hoort bij mannelijke woorden

* dagen                                  * mannelijke personen
* maanden                           * mannelijke dieren
* jaargetijden                      * mannelijke beroepen/functies

Slide 26 - Tekstslide

die (1)
= lidwoord dat hoort bij vrouwelijke woorden

* -heit                                 * vrouwelijke personen
* -keit                                 * vrouwelijke dieren
* -ung                                * vrouwelijke beroepen/functies
* -schaft
* -e (dingen) vaak!

Slide 27 - Tekstslide

das
= lidwoord dat hoort bij onzijdige woorden

* onzijdig (in het Nederlands herkenbaar door het)
* verkleinwoorden -chen
                                       -lein

Slide 28 - Tekstslide

die (2)
= lidwoord dat hoort bij meervoud

* mannelijke zelfstandige naamwoorden, meer dan 1
* vrouwelijke zelfstandige naamwoorden, meer dan 1
* onzijdige zelfstandige naamwoorden, meer dan 1

Slide 29 - Tekstslide