In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Voorraadbeheer en logistiek terugblik
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een distributiecentrum?
A
Is de schakel tussen de producent en de winkel en heeft een voorraadbehoudende functie.
B
Dat zijn producten die direct beschikbaar zijn voor de verkoop.
C
Is een grote hal waar goederen ontvangen, verdeeld en vervoerd worden.
D
Is een ruimte waar goederen tijdelijk opgeslagen worden.
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een groothandel?
A
Dat zijn producten die direct beschikbaar zijn voor de verkoop.
B
Is de schakel tussen de producent en de winkel en heeft een voorraadbehoudende functie.
C
Is een ruimte waar goederen tijdelijk opgeslagen worden.
D
Is een grote hal waar goederen ontvangen, verdeeld en vervoerd worden.
Slide 3 - Quizvraag
Alle goederen moeten worden opgeslagen in het magazijn, zodat je ze goed kunt terugvinden. Producten moeten worden geteld en indien nodig besteld. Hoe noem je al deze werkzaamheden?
Slide 4 - Open vraag
Waar is een voorraadsysteem handig voor?
Slide 5 - Open vraag
Wat zijn de drie R's? dit met betrekking tot voorraadbeheer.
A
Rust, reinheid en regelmaat
B
Rust, ruimte en regelmaat
C
Regelmaat, rente en risico
D
Ruimte, rente en risico
Slide 6 - Quizvraag
Wat is logistiek?
A
Zorgt ervoor dat de producten op de juiste plek terechtkomen.
B
Is een grote hal waar goederen ontvangen, verdeeld en vervoerd worden.
C
Is een ruimte waar goederen tijdelijk opgeslagen worden.
D
Is de schakel tussen de producent en de winkel en heeft een voorraadbehoudende functie.
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn manco's?
Slide 8 - Open vraag
Veel groothandels hebben hun voorraad en bestellingen geautomatiseerd. Met een scanner scan je de?
Slide 9 - Open vraag
Met een barcode kun je een product herkennen. Het is een streepjescode. Wat is de officiële naam?
Slide 10 - Open vraag
Wat is waar?
A
Een locatie heeft een code. Zo kun je producten later gemakkelijk terugvinden.
B
Een locatie zorgt ervoor dat de producten op de juiste plek terechtkomen.
C
Een locatie is een plek op de kaart.
D
Locaties kunnen rekken of planken zijn, of vakken op de vloer.
Slide 11 - Quizvraag
Wat bepaalt het moment waarop je nieuwe voorraad moet bestellen?
A
Maximumvoorraad
B
Minimumvoorraad
Slide 12 - Quizvraag
Wat geeft aan hoeveel producten je maximaal op voorraad mag hebben om overvolle magazijnen te voorkomen?
A
Maximumvoorraad
B
Minimumvoorraad
Slide 13 - Quizvraag
Wat is besteleenheid?
Slide 14 - Open vraag
Een bloemist koopt rozen in bundels van 10 stuks. Hij heeft 45 rozen nodig. Hoeveel bundels moet hij kopen?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 15 - Quizvraag
Het tellen van de beschikbare voorraad noem je inventariseren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Derving is ...
A
het verlies van voorraad door diefstal, kapot vallen, bederf of verkeerde levering.
B
het verminderen van de voorraad door producten met korting te verkopen of terug te sturen naar de leverancier.