NT2 Scheidbare werkwoorden

NT2 Scheidbare werkwoorden
Scheidbare werkwoorden zijn werkwoorden die je uit elkaar kunt halen.
Voorbeeld: schoon + maken = schoonmaken.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

NT2 Scheidbare werkwoorden
Scheidbare werkwoorden zijn werkwoorden die je uit elkaar kunt halen.
Voorbeeld: schoon + maken = schoonmaken.

Slide 1 - Tekstslide

af + wassen =...........

Slide 2 - Open vraag

mee + nemen =........

Slide 3 - Open vraag

op + bellen = ...............

Slide 4 - Open vraag

Wat is een scheidbaar werkwoord?
A
maken
B
schoon
C
schoonmaken

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een scheidbaar werkwoord?
A
op
B
hangen
C
ophangen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een scheidbaar werkwoord?
A
in
B
vullen
C
invullen

Slide 7 - Quizvraag

Zoek het scheidbare werkwoord in de zin.

Slide 8 - Tekstslide

Wij nodigen de buren uit voor het feest.
A
nodigen
B
de buren
C
het feest
D
nodigen uit

Slide 9 - Quizvraag

Zij doet de lamp aan.
A
zij
B
doen
C
aandoen
D
de lamp

Slide 10 - Quizvraag

Het meisje trekt haar kleren aan.
A
trekt aan
B
het meisje
C
trekt
D
haar kleren

Slide 11 - Quizvraag

Ik ruim de kleding op.
A
ruim
B
op
C
de kleding
D
ruim op

Slide 12 - Quizvraag

Hij staat 's ochtends om 8 uur op.
A
staat
B
's ochtends
C
op
D
staat op

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het hele werkwoord?

Slide 14 - Tekstslide

Ik doe de computer uit.
A
doen
B
uitdoen
C
de computer
D
uit

Slide 15 - Quizvraag

Zij maakt de keuken schoon.
A
de keuken
B
maken
C
schoon
D
schoonmaken

Slide 16 - Quizvraag

De jongen pakt zijn cadeau uit.
A
pakken
B
cadeau
C
jongen
D
uitpakken

Slide 17 - Quizvraag

De docent geeft elke dag les.
A
lesgeeft
B
docent
C
geven
D
lesgeven

Slide 18 - Quizvraag

Ik hang mijn jas op aan de kapstok.
A
ophangen
B
hangen
C
aanhangen
D
kapstok

Slide 19 - Quizvraag

scheidbaar werkwoord

Slide 20 - Woordweb

Hij.............de wc ........
(schoonmaken)

Slide 21 - Open vraag

Zij.........het boek.......
(opruimen)

Slide 22 - Open vraag

Ik.............om 8 uur........
(opstaan)

Slide 23 - Open vraag

Wij..........het licht..............
(aandoen)

Slide 24 - Open vraag