In het centraal examen wordt circa 65% van de scorepunten besteed aan vragen die oriëntatiekennis
toetsen aan de hand van de specificatie in de historische contexten. Circa 35% van de scorepunten wordt
besteed aan de toetsing van oriëntatiekennis die niet is gespecificeerd. In de examenvragen over deze
niet nader gespecificeerde oriëntatiekennis kunnen alle kenmerkende aspecten aan bod komen, dus
zowel de kenmerkende aspecten die terugkomen in een historische context als de kenmerkende aspecten
die geen specificatie kennen. Daarbij geldt voor het havo de beperking dat in het centraal examen alleen
de periode ná 1500 wordt getoetst.
In het bronnenkatern van het centraal examen worden de kenmerkende aspecten opgenomen zodat
leerlingen deze bij de hand hebben bij het maken van de examenvragen. Bijlage 3 bevat de lijst van
kenmerkende aspecten zoals die in het bronnenkatern te vinden zal zijn. Voor havo betreft het alleen de
kenmerkende aspecten voor de periode na 1500.