1.Leerlingen kunnen het verschil tussen volledige en onvolledige verbranding van aardgas uitleggen, inclusief de voorwaarden waaronder elk type verbranding plaatsvindt en de producten die bij elk type verbranding ontstaan.
2. Leerlingen kunnen identificeren en uitleggen welke factoren bijdragen aan volledige of onvolledige verbranding, zoals de aanwezigheid van voldoende zuurstof en de temperatuur boven de ontbrandingstemperatuur.
3. Leerlingen kunnen de kenmerken en gevaren van koolstofmonoxide beschrijven, met inbegrip van hoe het ontstaat bij onvolledige verbranding en waarom het een gevaar vormt voor de gezondheid.
4. Leerlingen kunnen de rol van koolstofdioxide als broeikasgas uitleggen en hoe het bijdraagt aan het broeikaseffect, evenals de gevolgen van een verhoogde concentratie koolstofdioxide in de atmosfeer.
5. Leerlingen kunnen het belang van correct afgestelde branders in verwarmingssystemen bespreken om volledige verbranding te bevorderen en de uitstoot van schadelijke gassen zoals koolstofmonoxide en roet te verminderen.