Er zijn verschillende basisvormen van werkwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en verkleinwoorden.
- Bij verkleinwoorden haal je -je, -tje, -pje of -etje eraf:
zusje --> zus
- Bij werkwoorden maak je er een heel werkwoord van:
loopt --> lopen
- Bij zelfstandig naamwoorden maak je er enkelvoud van:
hersencellen --> hersencel
Bij bijvoeglijk naamwoorden haal je de -e eraf:
mooie --> mooi