Les 13 4-11 Verslag schrijven hh

Verslag schrijven
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3,4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verslag schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lezen
  • Herhaling
  • Oefentoets

Slide 2 - Tekstslide

Lezen

Slide 3 - Tekstslide

Doel
  • Ik kan een verslag schrijven aan de hand van de 5w+h-vragen
  • Ik weet wat een tekstopbouw is
  • Ik kan een goede inleiding schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Waarover schrijf je een verslag?

Slide 5 - Open vraag

Waarover schrijf je een verslag?
Een verslag gaat over een gebeurtenis die je hebt meegemaakt. Het kan bijvoorbeeld gaan over een concert, wedstrijd of stagedag. Belangrijk is dat het in de verleden tijd staat, chronologisch is, veel feiten bevat en dat je er ook je eigen mening in verwerkt. Schrijf ook een duidelijke inleiding, kern en slot en let dus ook op een goede alinea-indeling. De toon moet passen bij het publiek.

Slide 6 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat er in een verslag staat en noem een paar kenmerken van een verslag.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Zo schrijf je een verslag

- bedenk wat je gaat schrijven: geef antwoord op de 5w+h-vragen

- zet alle informatie in een juiste volgorde (chronologische volgorde)

- maak gebruik van signaalwoorden zoals eerst, daarna,toen, daarna, ten slotte 

- verdeel de informatie in alinea's (inleiding, kern, slot)

- besteed in een persoonlijk verslag aandacht aan wat je zelf van de gebeurtenis vond

- Noteer, indien van toepassing, het materiaal dat je gebruikt hebt

Slide 11 - Tekstslide

Filmpje verslag NN

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Oefentoets 
Je gaat als voorbereiding op de toets een verslag schrijven. Je mag kiezen uit een verslag over een dag uit het leven van een bekend persoon of een dag uit het leven van een dakloze.
Je maakt de oefentoets op lijntjespapier. 

Klaar?
Lezen

Slide 14 - Tekstslide