T5BS6/7/8 Evolutie

Basisstof 6/7/8 Evolutie
Basisstof 6 De evolutietheorie
Basisstof 7 Argumenten voor de evolutietheorie
Basisstof 8 De geschiedenis van het leven op aarde
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

Onderdelen in deze les

Basisstof 6/7/8 Evolutie
Basisstof 6 De evolutietheorie
Basisstof 7 Argumenten voor de evolutietheorie
Basisstof 8 De geschiedenis van het leven op aarde

Slide 1 - Tekstslide

Doel
  • Je kunt beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt.
  • Je weet wat natuurlijke selecties is.
  • Je kunt beschrijven hoe nieuwe soorten kunnen ontstaan.

  • Je weet hoe fossielen zijn ontstaan.
  • Je kunt omschrijven wat fossielen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie.
  • Je kunt omschrijven wat overeenkomsten bij verschillende soorten organismen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie.
  • Je weet wat rudimentaire organen zijn. 
  • Je kunt een geologische tijdschaal aflezen.
  • Je kunt een stamboom van organsimen aflezen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is evolutie?
Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderd en/of verdwijnen.

Slide 3 - Tekstslide

De pijlers van de theorie

  1. Er zijn genetische verschillen aanwezig tussen organismen van één soort. Dit komt door geslachtelijke voortplanting en mutaties.
  2. Natuurlijke selectie (survival of the fittest) zorgt ervoor dat één vorm meer kans heeft om zich voort te planten en de genen door te geven.
  3. Ontstaan van nieuwe soorten door reproductieve isolatie.

Slide 4 - Tekstslide

Populaties

  • Soorten zijn verdeeld in populaties. Populaties zijn groepen bij elkaar levende individuen van een soort. Bijv.: populatie konijnen in de waterleidingduinen en populatie konijnen in A'damse bos.
  • Meestal komt voortplanting tussen populaties niet veel voor.

Slide 5 - Tekstslide

Soort
  • Individuen behoren tot 1 soort wanneer zij bij onderlinge kruising vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen.
  • Een soort bestaat uit 1 of meer rassen, die kruisbaar zijn met elkaar: bijv. hondenrassen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Gevolg
Door veranderingen in omgeving heeft één vorm meer kans om voort te planten, daardoor wordt langzamerhand bijv. vachtkleur anders als aanpassing op minder water en bruinere planten. Er treedt een selectiedruk op ten gunste van wat bruinere vachttypes t.o.v. lichtere vachttypes op. Een hoge selectiedruk zorgt ervoor dat één type veel meer kans heeft om genen door te geven tov de andere types.

Slide 8 - Tekstslide

Selectie
  • Zijn de omstandigheden gunstig, dan is de selectiedruk laag, ook de minder goed aangepaste organismen kunnen blijven leven.
  • Hoe meer variatie, hoe groter de overlevingskans in een veranderende omgeving (er is er altijd wel één aangepast).
  • Door natuurlijke selectie kan de oorspronkelijke vorm uitsterven, de mutant blijft leven: de soort is dan geëvolueerd.

Slide 9 - Tekstslide

Isolatie
  • Als verschillende vormen van een soort van elkaar gescheiden raken noem je dat isolatie. Dit kan bijvoorbeeld komen door een rivier, een zee, ijs, bergen of een woestijn. 
  • De vormen zullen dat steeds meer van elkaar verschillen omdat ze zich gedurende lange tijd aanpassen aan de omgeving.

  • Zo ontstaan er twee verschillende soorten. Deze kunnen geen vruchtbare nakomelingen voortbrengen.                

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Charles Darwin had ook veel tegenstanders
Darwins publicatie was het startschot van een jarenlange, vaak bitter gevoerde strijd tussen voor- en tegenstanders van het ‘darwinisme’. Met name Huxley en Hooker verdedigden Darwins ideeën tegen aanvallen van onder andere de bioloog Richard Owen (1804-1892). De ver doorgevoerde conclusie dat de mensheid van de apen zou afstammen zorgden voor veel vernederende opmerkingen en spotprenten waarop Darwin als aap werd afgebeeld

Slide 12 - Tekstslide

Hier zie je enkele voorouders van de giraffen. De soortgenoten met een langere nek hadden voedsel, een grotere overlevingskans en daardoor krijgen zij 
meer nakomelingen. 
Het gunstige genotype (lange nek)
werd doorgegeven. 

Een verklaring hoe de giraffen aan hun lange nek zouden zijn gekomen.
Evolutietheorie
Darwin

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Fossielen
  • Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteente.
  • Door de fossielen die gevonden zijn, blijkt dat in miljoenen jaren (evolutie) soorten zijn ontstaan, veranderd en/of verdwenen zijn.

  • De fossielen zijn een argument voor de evolutietheorie, ze laten zien dat de evolutietheorie waar kan zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Fossielen
zachte delen verdwijnen

harde delen
verstenen

Slide 16 - Tekstslide

Fossielen
Hoe dieper ze in de grond liggen hoe ouder ze zijn
Uit gevonden fossielen blijkt dat in de
loop van de evolutie soorten zijn
ontstaan, veranderd en/of verdwenen

Slide 17 - Tekstslide

Overeenkomsten tussen soorten
  • Overeenkomst in DNA
  • Overeenkomst in embryonale ontwikkeling
  • Overenkomst in bouw

Hoe meer overeenkomst, hoe meer verwant

Slide 18 - Tekstslide

Overeenkomst in bouw (1)
  • Verschillende functies
  • Dezelfde bouw
  • Gemeenschappelijke voorouder

Slide 19 - Tekstslide

Overeenkomst in bouw (2)
  • Dezelfde functie
  • Verschillende bouw
  • Geen gemeenschappelijke voorouder

Slide 20 - Tekstslide

Rudimentaire organen

Slide 21 - Tekstslide

Geologische tijdschaal

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Verwantschap
Stamboom

Slide 24 - Tekstslide

De grondlegger van de evolutietheorie
A
Lamarck
B
De Vink
C
Darwin
D
MH2F

Slide 25 - Quizvraag

Isolatie
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden

Slide 26 - Quizvraag

Fossielen
Wat is NIET waar?
A
Versteende overblijfselen van organismen
B
Afdrukken van organismen in gesteenten
C
Er bestaan levende fossielen
D
Fossielen zijn versteende afdrukken van organismen die zijn overgebleven

Slide 27 - Quizvraag

Fossielen spelen een rol als argument voor de evolutietheorie
Wat is NIET waar?
A
hierdoor kan men zien dat soorten zijn verdwenen
B
hierdoor kan men zien dat soorten zijn ontstaan
C
hierdoor kan men zien dat soorten zijn veranderd
D
hierdoor kan men zien hoe soorten er in de toekomst uit gaan zien

Slide 28 - Quizvraag

Natuurlijke selectie
A
individuen met een betere aanpassing aan het milieu hebben een grotere overlevingskans en een grotere kans op nakomelingen
B
Twee soorten worden raken eerst geisoleerd van elkaar en komen daarna weer samen.
C
Natuurlijke selectie vindt plaats in dierentuinen
D
In MH2J vindt natuurlijke selectie plaats door de eeuwen heen

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video