Voor Ricardo (1772 - 1823) werd vaak gedacht dat ruilen altijd een verliezer en een winnaar kende.
Nu wordt gesteld dat ruilen in principe altijd wederzijds voordeel oplevert.
Slide 6 - Tekstslide
2 Voorwaarden ruilen
Er moet vaststaan dat de aanbieder van een middel ook de wetmatige eigenaar is (eigendomsrecht);
De transactiekosten van de ruil moeten lager zijn dan het wederzijdse voordeel van de ruil.
Maar hoe weet je of iemand eigenaar is?
Slide 7 - Tekstslide
Eigendomsrecht
Bij 'normale goederen' is een kassabon voldoende
Bij registergoederen (vooral onroerende zaken zoals huizen) wordt het eigendom vastgelegd via een notaris in een register.
Ideeën worden vastgelegd als patent: bewijs dat iets jouw idee is, waardoor alleen jij dat idee mag gebruiken.
Slide 8 - Tekstslide
Patent
Hebben voornamelijk betrekking op merknamen (bijvoorbeeld Mickey Mouse), op technische ontwikkelingen en op ontwikkelingen van medicijnen.
Voordeel: Bedrijven krijgen een impuls om iets nieuws te ontwikkelen.
Nadeel: Er ontstaat een monopolie
Slide 9 - Tekstslide
Monopolie
Een producent heeft (vrijwel) de gehele markt van een bepaald product in handen.
De producent kan hierdoor een hogere prijs vragen, wat een nadeel is voor consumenten.
Voorbeelden?
Slide 10 - Tekstslide
Transactiekosten
Kosten die gemaakt worden voor het maken van een wederzijds voordelige ruil, bijvoorbeeld:
Transportkosten
zoekkosten
belasting
advieskosten
informatiekosten
Slide 11 - Tekstslide
Transactiekosten
Hebben nadelige gevolgen voor het aantal transacties
Kunnen enigszins voorkomen worden door instituties: organisaties die een bepaalde ruil vergemakkelijken doordat ze de transactiekosten van een ruil verlagen.
Slide 12 - Tekstslide
Instituties
Vergemakkelijken de transacties, bijvoorbeeld:
een markt (zoek- en transportkosten)
school (zoek- en vervoerskosten)
makelaar (administratieve- en zoekkosten)
Funda (zoekkosten)
ACM
Ons rechtssysteem
Slide 13 - Tekstslide
Ruil, scholing en specialisatie
Waarom zou je überhaupt ruilen?
Slide 14 - Tekstslide
Waarom ruilen:
Je wil iets bieden wat de ander nodig heeft, zoals tijd of werk.
Je kunt iets bieden wat de ander nodig heeft, doordat jij ergens in geschoold of gespecialiseerd bent.
Slide 15 - Tekstslide
Consumptie vs produceren
Een ruil vindt (meestal) plaats tussen een consument en een producent:
De consument koopt een goed of dienst om te gebruiken zoals hij of zij wil.
De producent produceert het goed of de dienst voor consument.
Slide 16 - Tekstslide
Productie
Betreft breed begrip, dus niet alleen produceren in een fabriek, maar bijvoorbeeld ook de productie van een advies of een kennisoverdracht.
wordt meestal geproduceerd door arbeid waar een vergoeding tegenover staat?
Slide 17 - Tekstslide
vergoeding voor arbeid
(vaak) afhankelijk van je arbeidsproductiviteit: De hoeveelheid die een persoon in een bepaalde tijd produceert.
Arbeidsproductiviteit wordt verhoogt door:
Scholing
Specialisatie
Slide 18 - Tekstslide
Specialisatie
Door ervaring en kennis jezelf heel goed maken in een (klein) onderdeel. Bijvoorbeeld een barbier die alleen maar baarden knipt.
Specialisatie leidt tot arbeidsdeling: iedere specialist doet alleen het kleine onderdeel waar hij of zij goed in is.