In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Kapitel 3: Schule
Grammatik
Slide 1 - Tekstslide
Guten Morgen! 1 An welchen Tagen wollt ihr Frühstück haben, 2 wie spät wollt ihr Frühstück haben, 3 habt ihr spezielle Diätwünsche, 4 wollt ihr das Schwimmbad benutzen, 5 fahrt ihr mit auf der Fahrradtour durch Berlin? Grüße Herr Antonitz - Manager
Slide 2 - Open vraag
Guten Morgen! 1 An welchen Tagen wollt ihr Frühstück haben, 2 wie spät wollt ihr Frühstück haben, 3 habt ihr spezielle Diätwünsch4 wollt ihr das Schwimmbad benutzen, 5 fahrt ihr mit auf der Fahrradtour durch Berlin?
Grüße Herr Antonitz - Manager
Slide 3 - Woordweb
Het bepaalde lidwoord
Nederlands:
enkelvoud = de / het
meervoud = de
Duits:
enkelvoud: der / die / das
meervoud: die
Slide 4 - Tekstslide
Het bepaalde lidwoord
der -> mannelijk
die -> vrouwelijk
das -> onzijdig
die -> meervoud
Slide 5 - Tekstslide
Mannelijk = der
Wanneer is een zelfstandig naamwoord mannelijk? -> DER
- mannelijke personen (der Bruder, der Opa)
- mannelijke dieren (der Stier, der Hund)
- mannelijke beroepen (der Lehrer, der Sänger)
Slide 6 - Tekstslide
Vrouwelijk = die
Zelfstandig naamwoord VROUWELIJK --> lidwoord = DIE (enkelvoud)
- Woorden (dingen) op -e zijn bijna altijd vrouwelijk.
die Pause, die Toilette (uitzondering: der Junge)
- Vrouwelijk persoon of dier of beroep:
die Mutter, die Tante, die Schwester, die Lehrerin, die Kuh
- Woorden die eindigen op -in, –heit, -keit, -schaft, -ung
die Lehrerin, die Mannschaft, die Gesundheit, die Fröhlichkeit, die Lesung
Slide 7 - Tekstslide
Onzijdig = das
- Woorden die in het Nederlands het lidwoord "het" hebben
LET OP: dit geldt NIET altijd!!
- Alle verkleinwoorden. die eindigen op -chen
Bv: Brötchen, Mädchen, Märchen
Slide 8 - Tekstslide
Meervoud = die
Woorden in het meervoud zijn ALTIJD die
- der Junge --> die Jungen
- die Schwester --> die Schwestern
- das Mädchen --> die Mädchen
Slide 9 - Tekstslide
Bepaald lidwoord
Slide 10 - Tekstslide
Haustier
A
der
B
die
C
das
Slide 11 - Quizvraag
Flasche
A
der
B
die
C
das
Slide 12 - Quizvraag
Onkel
A
der
B
die
C
das
Slide 13 - Quizvraag
Restaurant
A
der
B
die
C
das
Slide 14 - Quizvraag
Schlange
A
der
B
die
C
das
Slide 15 - Quizvraag
Junge
A
der
B
die
C
das
Slide 16 - Quizvraag
die
die
die
die
die
die
die
das
das
das
der
der
der
Slide 17 - Sleepvraag
Ik snap de grammatica met der, die & das.
😒🙁😐🙂😃
Slide 18 - Poll
Leg uit hoe het werkt met der, die & das.
Slide 19 - Open vraag
Jetzt machen
Aufgabe 18, 23, 24, 25 Seite 79
Slide 20 - Tekstslide
EF Agenda
Huiswerk:
lr blz 96 + Gram blz 97
mk oef. 18, 23, 24, 25 blz 79
Plannen:
2x 10 minuten voor leerwerk
1x 10 minuten voor maakwerk
.
Slide 21 - Tekstslide
Wegbeschreibung
Schreibe eine Wegbeschreibung von zu Hause bis in die Schule. Benutze minimal 6 Sätze.
Benutze ein Wörterbuch.
Sehe auch die Sätze in der online-Methode.
Benutze die richtige Wortstellung von Sätzen. Übersetze die richtige Form von naar ins Deutsche.
Je werkt alleen en levert je routebeschrijving in. Duur: 20 minuten.
timer
20:00
Slide 22 - Tekstslide
Wegbeschreibung
Schreibe eine Wegbeschreibung von zu Hause bis in die Schule. Benutze minimal 6 Sätze.
Benutze ein Wörterbuch.
Sehe auch die Sätze in der online-Methode.
Benutze die richtige Wortstellung von Sätzen. Übersetze die richtige Form von naar ins Deutsche.
Je werkt alleen en levert je routebeschrijving in. Duur: 20 minuten.