unit 3 - alle grammatica

Als je in het Engels wilt zeggen dat iets nu (op het moment dat je het zegt) bezig is, gebruik je de present continuous:

I am talking to you right now!

Let op de werkwoorden!
The present continuous
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Als je in het Engels wilt zeggen dat iets nu (op het moment dat je het zegt) bezig is, gebruik je de present continuous:

I am talking to you right now!

Let op de werkwoorden!
The present continuous

Slide 1 - Tekstslide

Als je in het Engels wilt zeggen dat iets nu (op het moment dat je het zegt) bezig is, gebruik je de present continuous:

I am talking to you right now!

Let op de werkwoorden!
The present continuous

Slide 2 - Tekstslide

Andere voorbeelden:

Peter is doing the dishes, while his dad is watching TV.
We are driving to Amsterdam at the moment!

Dus hoe ziet dat eruit in een soort formule?   

The present continuous

Slide 3 - Tekstslide

I am talking to you right now!
Peter is doing the dishes, while his dad is watching TV.
We are looking forward to the holidays!

Onderwerp + am, is, are + werkwoord + -ing
I ...
The present continuous

Slide 4 - Tekstslide

I am talking to you right now!
Peter is doing the dishes, while his dad is watching TV.
We are looking forward to the holidays!

Onderwerp + am, is, are + werkwoord + -ing
I  ...                      am ...

The present continuous

Slide 5 - Tekstslide

I am talking to you right now!
Peter is doing the dishes, while his dad is watching TV.
We are looking forward to the holidays!

Onderwerp + am, is, are + werkwoord + -ing
I  ...                      am ...               talking.

The present continuous

Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je een vraag in de present continuous?


The present continuous

Slide 7 - Tekstslide

Hoe maak je een vraag in de present continuous?

Peter is repairing his computer.

Sleep het hulpwerkwoordje naar voor!


The present continuous

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maak je een vraag in de present continuous?

Peter is repairing his computer.

Sleep het hulpwerkwoordje naar voor!


The present continuous

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je een vraag in de present continuous?

Is Peter repairing his computer?

Sleep het hulpwerkwoordje naar voor!


The present continuous

Slide 10 - Tekstslide

Hoe maak je een ontkenning in de present continuous?

Peter is repairing his computer.

Zet 'not' achter het hulpwerkwoordje!


The present continuous

Slide 11 - Tekstslide

Hoe maak je een ontkenning in de present continuous?

Peter is not repairing his computer.
Peter isn't repairing his computer.

Zet 'not' achter het hulpwerkwoordje!


The present continuous

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdregel                     Zet -ing achter het werkwoord: walk - walking

Let op:
  1. Het woord eindigt op een -e: live - living
  2. Het woord eindigt op -ie: die - dying
  3. De voorlaatste letter is  een Korte Klinker met Klemtoon, gevolgd door een medeklinker: swim - swimming, begin - beginning
  4. Het woord eindigt op -l: travel - travelling
De spellingsregels

Slide 13 - Tekstslide

Hoe zien ze er allebei ook weer uit? Twee voorbeelden:

His uncle likes action movies! 
I hear that your brother is playing the drums in his room!
De present simple en continuous naast elkaar!

Slide 14 - Tekstslide

Hoe zien ze er allebei ook weer uit? Twee voorbeelden:

His uncle likes action movies! 
I hear that your brother is playing the drums in his room!

  • Dus waar gaat het om? Wat wil je zeggen?
  • Nu bezig? Of geldt in het in het algemeen?      ----> FILMPJE!!!
                                                                                                                                   

De present simple en continuous naast elkaar!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

de tegenwoordige tijd = the present



De present simple en continuous naast elkaar!
simple
feiten en gewoontes
continuous
Nu bezig, terwijl je het zegt

Slide 17 - Tekstslide

De present simple en continuous naast elkaar!
simple
  • I like sweets, but ...
  • ... my mum hates them!
  • His friends don't play football. They play rugby.
  • Do you do your homework every day?
  • Peggy doesn't go out at night
  • Do they live in the city?
continuous
  • I am travelling with my parents.
  • Is he playing computer games again??
  • He isn't watching TV; he's cleaning his bedroom.
  • Look, it's snowing!
  • No, it's not! It's raining!
  • What are you doing?

Slide 18 - Tekstslide

Martin usually (drive)
to work.
A
drives
B
is driving
C
am driving
D
drive

Slide 19 - Quizvraag

(leave / you)
the party now?

A
Leave
B
Do you leave
C
Is you leave
D
Are you leaving

Slide 20 - Quizvraag

Maria (want)
to improve her English.

A
is wanting
B
want
C
wants
D
does want

Slide 21 - Quizvraag

The bus always (leave)
at half past eight.

A
is leaving
B
leave
C
leaves
D
do leave

Slide 22 - Quizvraag

The school (offer)
sightseeing tours in and London every week.


A
do offer
B
is offering
C
offers
D
offer

Slide 23 - Quizvraag

Listen! She (practise)
the piano.
A
is practising
B
is practiseing
C
practices
D
practics

Slide 24 - Quizvraag

Let op:
Dit stukje theorie vervangt wat er in het boek staat. Het boek maakt het moeilijker dan het is.
Veel en weinig

Slide 25 - Tekstslide

  • Je kunt dit woord op drie manieren vertalen. Enig idee?
  • many  -  much  -  a lot of
  • many books  -  much milk      -->>             Hoe zit dat?
  • Na many volgt altijd een woord in het meervoud; na much volgt altijd een woord in het enkelvoud (dat zijn zogenaamde ontelbare woorden).
Veel

Slide 26 - Tekstslide

  • A lot of kun je (bijna) in alle gevallen gebruiken.
  • Even over dat 'bijna': Wat vinden jullie van de volgende zinnen?
  • He has got so a lot of friends.
  • I've got as a lot of money as he has.
  • You're making too a lot of noise!
Veel

Slide 27 - Tekstslide

  • A lot of kun je (bijna) in alle gevallen gebruiken.
  • Even over dat 'bijna': Wat vinden jullie van de volgende zinnen?
  • He has got so a lot of friends.                      
  • I've got as a lot of money as he has.      
  • You're making too a lot of noise!
Veel

Slide 28 - Tekstslide

  • A lot of kun je (bijna) in alle gevallen gebruiken.
  • Even over dat 'bijna': Wat vinden jullie van de volgende zinnen?
  • He has got so a lot of friends.                      
  • I've got as a lot of money as he has.      
  • You're making too a lot of noise!
Veel

Slide 29 - Tekstslide

  • A lot of kun je (bijna) in alle gevallen gebruiken.
  • Even over dat 'bijna': Wat vinden jullie van de volgende zinnen?
  • He has got so many friends.                      
  • I've got as much money as he has.      
  • You're making too much noise!
Veel

Slide 30 - Tekstslide

  • Je kunt dit woord op twee manieren vertalen. Enig idee?
  • few  -  little  
  • few books  -  little milk      -->>             Hoe zit dat?
  • Na few volgt altijd een woord in het meervoud; na little volgt altijd een woord in het enkelvoud (dat zijn zogenaamde ontelbare woorden).
weinig

Slide 31 - Tekstslide


A few books
A little milk

Door die 'A' verandert dus de betekenis van few/little
een paar / een beetje

Slide 32 - Tekstslide

Vul in:
(weinig) books
A
much
B
many
C
few
D
little

Slide 33 - Quizvraag

Vul in:
(weinig) cars
A
much
B
many
C
few
D
little

Slide 34 - Quizvraag

Vul in:
(veel) people
A
much
B
many
C
few
D
little

Slide 35 - Quizvraag

Vul in:
(veel) love
A
much
B
many
C
few
D
little

Slide 36 - Quizvraag

Vul in:
(weinig) coffee
A
much
B
many
C
few
D
little

Slide 37 - Quizvraag

Vul in:
(veel) happiness
A
much
B
many
C
few
D
little

Slide 38 - Quizvraag

Vul in:
(een paar) flowers
A
much
B
a lot of
C
a few
D
a little

Slide 39 - Quizvraag

Vul in:
(een beetje) quietness
A
a lot of
B
many
C
a few
D
a little

Slide 40 - Quizvraag

Vul in:
(zo veel) friends
A
so much
B
so many
C
so few
D
so a lot of

Slide 41 - Quizvraag

Vul in:
(een beetje) money
A
much
B
many
C
a few
D
a little

Slide 42 - Quizvraag

My scooter is faster than yours! (de vergrotende trap)
Walking is the cheapest way to travel. (de overtreffende trap)

Wat valt op?
Het enige verschil met het Nederlands zit hem in de overtreffende trap: the cheapest. In het Engels vind je daar -est. Een extra e, dus.       
Trappen van vergelijking

Slide 43 - Tekstslide

nice - nicer (than) - the nicest
   Als een woord eindigt op een -e, hoeft geen extra -e toegevoegd te worden.
busy - busier (than) - the busiest
   Als een woord eindigt op medeklinker + y, verandert de -y in een i.
big - bigger (than) - the biggest 
   Korte woorden die eindigen op 1 klinker + 1 medeklinker verdubbelen de           medeklinker. → 
                                                                                                                                                   

Spellingsbijzonderheden

Slide 44 - Tekstslide

Woorden met twee lettergrepen zijn bijzonder. Als het woord eindigt op LEEROWYSOME kun je op twee manieren vergelijkwoorden maken:

Manier 1:
-le simple - simpler (than) - the simplest 
-er clever - cleverer (than) - the cleverest
-ow narrow - narrower (than) - the narrowest
-y pretty - prettier (than) - the prettiest
-some handsome - handsomer (than) - the handsomest

Manier 2:
simple - more simple (than) - the most simple    
handsome - more handsome (than) - the most handsome →                                                                                                                                                    

woorden van twee lettergrepen

Slide 45 - Tekstslide

Alle andere woorden (twee lettergrepen of meer) krijgen more/the most ervoor!
honest - more honest (than) - the most honest
comfortable - more comfortable (than) - the most comfortable 


 → 

woorden van drie en meer lettergrepen

Slide 46 - Tekstslide

good - better (than) - the best
bad - worse (than) - the worst                                       

uitzonderingen

Slide 47 - Tekstslide

My scooter is faster than yours! (de vergrotende trap)
Walking is the cheapest way to travel. (de overtreffende trap)

Wat valt op?
Het enige verschil met het Nederlands zit hem in de overtreffende trap: the cheapest. In het Engels vind je daar -est. Een extra e, dus.       
Trappen van vergelijking

Slide 48 - Tekstslide

nice - nicer (than) - the nicest
   Als een woord eindigt op een -e, hoeft geen extra -e toegevoegd te worden.
busy - busier (than) - the busiest
   Als een woord eindigt op medeklinker + y, verandert de -y in een i.
big - bigger (than) - the biggest 
   Korte woorden die eindigen op 1 klinker + 1 medeklinker verdubbelen de           medeklinker. → 
                                                                                                                                                   

Spellingsbijzonderheden

Slide 49 - Tekstslide

Woorden met twee lettergrepen zijn bijzonder. Als het woord eindigt op LEEROWYSOME kun je op twee manieren vergelijkwoorden maken:

Manier 1:
-le simple - simpler (than) - the simplest 
-er clever - cleverer (than) - the cleverest
-ow narrow - narrower (than) - the narrowest
-y pretty - prettier (than) - the prettiest
-some handsome - handsomer (than) - the handsomest

Manier 2:
simple - more simple (than) - the most simple    
handsome - more handsome (than) - the most handsome →                                                                                                                                                    

woorden van twee lettergrepen

Slide 50 - Tekstslide

Alle andere woorden (twee lettergrepen of meer) krijgen more/the most ervoor!
honest - more honest (than) - the most honest
comfortable - more comfortable (than) - the most comfortable 


 → 

woorden van drie en meer lettergrepen

Slide 51 - Tekstslide

good - better (than) - the best
bad - worse (than) - the worst                                       

uitzonderingen

Slide 52 - Tekstslide