In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wat gaan we vandaag doen?
- Korte introductie les 2: gewicht en tijd
- Werken in je licentie 1.3 en 1.4
Slide 1 - Tekstslide
Doelen
Je leert rekenen met gewichtsmaten.
Je leert tijdseenheden omrekenen.
Je leert het tijdsverschil tussen twee tijden berekenen.
Je leert tijd noteren
Slide 2 - Tekstslide
Gewicht: weetjes
1 ton = 1000 kg en/of €100.000,-
1000 mg = 1 gram
1000 gram = 1 kilogram
Slide 3 - Tekstslide
gewicht omzetten naar andere eenheid
Slide 4 - Tekstslide
De druiven wegen 0,2 kg. Hoeveel gram is dat?
A
X10
B
x100
C
x1000
D
:1000
Slide 5 - Quizvraag
De aardbeien wegen 80 gram de druiven 0,2 kg. Hoeveel kg is het fruit samen?
A
80 gr + 20 gr = 100 gram = 0,10 kg
B
80 gr + 200 gr = 2,8 kg
C
80 gr + 200 gr = 280 gr = 0,28 kg
D
0,8 kg + 0,2 kg = 0,10 kg
Slide 6 - Quizvraag
Mitchel heeft griep, en neemt op een dag de maximale toegestane hoeveelheid (6x) paracetamol in. Hoeveel gram paracetamol krijgt hij? laat je berekening zien
Slide 7 - Open vraag
Ik heb behoefte aan extra uitleg over gewicht omrekenen
Ja
Nee, ik begrijp het.
Slide 8 - Poll
Tijd: weetjes
AM direct na middernacht
PM na de middag
Slide 9 - Tekstslide
Sjaak liep de marathon van New York in 04:19:15. In hoeveel minuten liep hij de marathon?