NN7 - Grammatica § 8 WS Zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoord - 1VWO

Grammatica § 8 
Zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoord

1VWO
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica § 8 
Zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoord

1VWO

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de volgende zinnen:

  1. Deze elektrische gitaar heb ik op Marktplaats gekocht.
     
  2. Door slaapgebrek kunnen jongeren chagrijnig zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Deze elektrische gitaar heb ik op Marktplaats gekocht.

In zin 1 is gekocht een zelfstandig werkwoord (zww)

Een zelfstandig werkwoord zegt wat iets of iemand doet (blaffen, lezen, schrijven, zwemmen) of overkomt (ontvangen, verliezen)
Het heeft een duidelijke betekenis en komt voor in een werkwoordelijk gezegde.

Slide 3 - Tekstslide

Door slaapgebrek kunnen jongeren chagrijnig zijn.

In zin 2 dóén en overkomt de jongeren niet iets, maar ze zíjn iets: chagrijnig. In deze zin koppelt het koppelwerkwoord (kww) zijn een tijdelijke eigenschap (chagrijnig) aan het onderwerp. Het koppelwerkwoord, de andere werkwoorden in de zin en het naamwoord vormen samen het naamwoordelijk gezegde:

kunnen [chagrijnig] zijn

Slide 4 - Tekstslide

In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat altijd een vorm van een koppelwerkwoord: 

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, vóórkomen.

Slide 5 - Tekstslide

De persoonsvormen heb in zin 1 en kunnen in zin 2 zijn beide een hulpwerkwoord (hww).

Hulpwerkwoorden komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord. Ze ‘helpen’ het gezegde te maken, bijvoorbeeld hebben, kunnen, mogen, moeten, willen en zullen. Ook blijken, blijven, lijken, schijnen, zijn en worden zijn soms hulpwerkwoord: 

Slide 6 - Tekstslide

Zo herken je het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord

  • Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (= de persoonsvorm) staat, is dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord:

    Op de kermis eten (zww) mensen poffertjes.

Slide 7 - Tekstslide

  • Als er meer werkwoorden in zo’n zin staan, staat ergens achter in de zin één zelfstandig werkwoord. Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoorden:

    Op de kermis kunnen (hww) mensen poffertjes eten (zww).
    – Op de kermis zouden (hww) mensen poffertjes kunnen (hww) eten (zww).

Slide 8 - Tekstslide

Zo herken je het koppelwerkwoord en het hulpwerkwoord

  • Als in een zin met een naamwoordelijk gezegde maar één werkwoord (= de persoonsvorm) staat, dan is dat ene werkwoord een koppelwerkwoord:  

    – Jullie toneelstukje over spieken wordt (kww) [erg grappig].

Slide 9 - Tekstslide

Als er meer werkwoorden in zo’n zin staan, staat ergens achter in de zin één koppelwerkwoord. Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoorden:
 
Jullie toneelstukje over spieken kan (hww) [erg grappig] worden (kww).
– Jullie toneelstukje over spieken zal (hww) [erg grappig] kunnen (hww) worden (kww).

Slide 10 - Tekstslide

Ook dit jaar HEEFT
Nederland ruim 8 miljard ton huisvuil geproduceerd.
A
hww
B
zww

Slide 11 - Quizvraag

Ook dit jaar heeft
Nederland ruim 8 miljard ton huisvuil GEPRODUCEERD.
A
hww
B
zww

Slide 12 - Quizvraag

In de achttiende eeuw WOONDE in het Engelse Watford de heks Angelina Tubbs.
A
hww
B
zww

Slide 13 - Quizvraag

Dankzij zijn vier poten KAN de maanrobot over steentjes stappen.
A
hww
B
zww

Slide 14 - Quizvraag

Dankzij zijn vier poten kan de maanrobot over steentjes STAPPEN.
A
hww
B
zww

Slide 15 - Quizvraag

De groene knolamaniet IS een van de giftigste paddenstoelen ter wereld.
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 16 - Quizvraag

Onze bevolking BLIJKT steeds minder godsdienstig te worden.
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 17 - Quizvraag

Onze bevolking blijkt steeds minder godsdienstig te WORDEN.
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 18 - Quizvraag

De rol van aardolie als brandstof WORDT in de 21ste eeuw vrijwel zeker kleiner.
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 19 - Quizvraag

Ga nu op je laptop naar de digitale leerstof van Nieuw Nederlands en kijk bij 'planning' wat ik voor je heb klaargezet.

Slide 20 - Tekstslide