w5 i3 d3 tijd 3F

Rekenen
3F Tijd
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rekenen
3F Tijd

Slide 1 - Tekstslide

Sommen met tijd?

Slide 2 - Woordweb

• rekenen met tijden en tijdsduur met analoge en digitale klokken.
• berekenen van tijdsduur aan de hand van tabellen en schema’s.
• doortellen en terugtellen met kloktijden met een gegeven tijdsduur in uren.
• aflezen van stopwatches.
• bepalen van tijden en tijdsduur waarbij rekening wordt gehouden met regionale tijdsverschillen.
• te reflecteren op de nauwkeurigheid van tijden.
• bepalen van tijdsduur in bijvoorbeeld minuten of dagen en uren nauwkeurig.
• met referentiematen bij het rekenen met tijden.
• bepalen van vertrek- of aankomsttijden waarbij gegevens worden afgelezen uit een tabel

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

120 seconden is 2 minuten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

1:30 uur. Dit is 90 seconden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

1:15:05,82 uur. Dit is 1 uur, 15 minuten, 5 seconden en 82 honderdsten van een seconde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Je gaat naar een feest in Amsterdam.
Het feest duurt tot 24.00 uur. Je wilt met de trein van 23.22 uur naar huis. Je wilt 10 minuten voordat de trein vertrekt op het station zijn. Het duurt 30 minuten om van het feest naar het station te komen. Hoeveel tijd zal je moeten missen van het feest? uur: minuten

Slide 8 - Open vraag



40 minuten vertrekken vooraf -> want 10 plus 30.
Je vertrekt al (60-22) 38 minuten voor de eindtijd van 24:00 dus het is 40 + 38 = 78 minuten. Daar maken we van 1 uur en 18 minuten 1:18.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel kilometer vliegt het vliegtuig in 1 minuut?

Slide 11 - Open vraag

zelf oefenen 

Slide 12 - Tekstslide