Grammar 12- Basis- lesson 2


  • Grammar 12 (past simple, past continuous, present perfect)

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les


  • Grammar 12 (past simple, past continuous, present perfect)

Slide 1 - Tekstslide

past simple

Slide 2 - Tekstslide

past simple
bevestigen

Slide 3 - Tekstslide

past simple
  • past simple = verleden tijd
  • helemaal voorbij

  • Je maakt de past simple (meestal) door -ed achter het werkwoord te zetten.
  • work > worked
  • Als er al een -e staat, zet je alleen een -d achter het werkwoord.
  • hike > hiked

Slide 4 - Tekstslide

past simple
  • past simple = verleden tijd
  • helemaal voorbij

  • Ook in het Engels heb je te maken met onregelmatige werkwoorden, deze hebben een eigen vorm.
  • Je kunt alleen weten of een werkwoord onregelmatig   is door de lijst uit je hoofd te leren.
  • Op p. 145 tb voor de lijst, het 2e rijtje is de past simple.

Slide 5 - Tekstslide

past simple
ontkennen

Slide 6 - Tekstslide

past simple (ezelsbruggetje)
Waldy

When, Ago, Last ... , Days/Dates, Yesterday/Year

Slide 7 - Tekstslide

past continuous

Slide 8 - Tekstslide

past continuous
  • past continuous = verleden tijd
  • bezig op een bepaald moment in het verleden
  • duurde een tijdje in het verleden

  • Je maakt de past continuous met:                                  to be (was/were) + w.w.+ing

  • sing > was/were singing

Slide 9 - Tekstslide

Let op
  • past continuous = verleden tijd
  • bezig op een bepaald moment in het verleden
  • duurde een tijdje in het verleden

  • Als een werkwoord op -e eindigt, dan valt de -e weg

  • take > was/were taking

Slide 10 - Tekstslide



            past simple

Gebruik: voorbij
Duur: kort
Vorm: w.w.+ed/eigen vorm


           past continuous

Gebruik: was bezig
Duur: lang
Vorm: was/were+w.w.+ing
past simple vs. past continuous
  • Vaak kom je beide tijden in één zin tegen. 
  • Meestal staat één werkwoord dan in de past simple en de ander in de past continuous.     
  • Kijk goed naar beide gebeurtenissen:                                                                                       Welke duurde lang (past contiuous) en welke kort (past simple)?
  • Vaak staat er when of while in de zin, dit geeft aan dat het ene bezig was (lang) toen het     andere gebeurde (kort).

  • was watching tv when the tv exploded.

Slide 11 - Tekstslide

present perfect

Slide 12 - Tekstslide

present perfect
  • present perfect = verleden tijd
  • begonnen in het verleden, nu nog zo
  • gebeurd in the verleden, nu nog zichtbaar

  • Je maakt de present perfect met:  
  • have/has + voltooid deelwoord

  • Mister Sebel has been a teacher for 17 years.

Slide 13 - Tekstslide

Let op
  • present perfect = verleden tijd

  • begonnen in het verleden, nu nog zo
  • gebeurd in the verleden, nu nog zichtbaar

  • Voltooid deelwoord:
  • Regelmatige werkwoorden: werkwoord +ed
  • Onreglematige werkwoorden: eigen vorm (3e rijtje)

Slide 14 - Tekstslide

present perfect: ezelsbruggetje
FYNE JAS

For, Yet, Never, Ever
Just, Already (Always), Since

Slide 15 - Tekstslide

past simple
vs.
past continuous
vs.
present perfect

Slide 16 - Tekstslide



            past simple

Gebruik: voorbij
Duur: kort
Vorm: w.w.+ed/eigen vorm(2e rij)
Tip: WALDY


           past continuous

Gebruik: was bezig
Duur: lang
Vorm: was/were+w.w.+ing
past simple vs. past continuous vs. present perfect

Gebruik: verleden begonnen nu nog zo/merkbaar
Duur: verleden tot nu
Vorm: have/has + w.w.+ed/eigen vorm (3e rij)
Tip: FYNE JAS
present perfect

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling
Do: Exercise  12-13, page 57-58 Workbook B


Raise your hand when you're done        

Slide 18 - Tekstslide