Hoofdstuk 3 & 4

Hoofdstuk 3 & 4
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 & 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om welke vorm van geld gaat het hier? Kies giraal of chartaal
Sleep het begrip naar de juiste zin. 



Je koopt een hoesje voor je Ipad. Bij de kassa betaal je met muntgeld € 15.
Dahli koopt online een paar nieuwe sieraden.
Leon koopt een cadeautje. Hij betaalt met een briefje van dertig euro.
Een vriend van Ruben koopt een nieuwe game in de Playstation store. Hij betaalt met iDeal.
Evy baalt, ze heeft nog maar € 2 op haar bankrekening staan.
niet gebruikt
Chartaal
Giraal
Giraal
Giraal
Chartaal
Chartaal

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Chartaal geld
  • Giraal geld

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chartaal geld

Voordelen:


Nadelen:
Giraal geld

Voordelen:


Nadelen:

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je liever giraal geld of chartaal geld?
  • Chartaal geld:
  • Beter grip op
    wat je uitgeeft.
  • Anoniem
  • Betrouwbaar
  • Vies
  • Giraal geld:
  • Al mijn geld altijd bij de hand.
  • Minder "bagage".
  • Eenvoudig betalen.
  • Afstand
  • Chartaal geld en giraal geld:
  • Soms kan je alleen met chartaal geld betalen.
  • Diefstal

Slide 6 - Tekstslide

    Chartaal geld:

    Beter grip op wat ik uitgeef.
    Soms kan je alleen met chartaal geld betalen.
    Anoniem
    Betrouwbaar
    Diefstal
    Vies
Wat is GEEN spaarmotief?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen voor de rente
C
Sparen voor de winst
D
Sparen uit voorzorg

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spaarmotieven
Een spaarmotief is een reden waarom je spaart.

Er bestaan 3 spaarmotieven:
  • Sparen voor een doel
  • Sparen uit voorzorg
  • Sparen voor de rente

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wisselkoers van 1 euro is
wisselkoers kopen: $1,30
Wisselkoers verkopen: 1,28
Hoeveel krijg je voor 300 euro?
A
$384
B
$231
C
$234
D
$390

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoers €1 = $1,22 (= verkoopkoers)
Je bent 2 jaar geleden op vakantie geweest naar Amerika
Je vindt in je koffer nog $250
Bereken hoeveel € je nu nog terug krijgt aan de hand van de bovenstaande wisselkoers

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoers
  • Voor het omrekenen van valuta gebruik je de wisselkoers.
  • De wisselkoers geeft aan hoeveel één euro waard is in vreemde valuta. 
  • Hierbij maak je gebruik van een aankoopkoers (je koopt vreemde valuta) en een verkoopkoers (je verkoopt vreemde valuta)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je leent € 3.000 en betaalt je lening in 24 maandtermijnen van € 132 terug.
Bereken de kredietkosten. (Tip bereken eerst hoeveel je in totaal betaalt)

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kredietkosten
kredietkosten




Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kredietkosten berekenen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is beleggen?
A
Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het meer oplevert dan sparen
B
Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het niets oplevert
C
Je zet je geld op een spaarrekening
D
Je stopt je geld in een spaarpot

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen van beleggen in aandelen
-  De koers (prijs van aandeel) kan hoog zijn.




Nadelen van beleggen in aandelen
- Er is een risico dat de koers daalt. 
- Bedrijf gaat failliet,
Je bent je geld kwijt.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je koopt in maart 2020, 50 aandelen Hellofresh voor € 20 p. stuk. Op 16 november besluit je de aandelen te verkopen. Hoeveel rendement (winst) heb je in totaal gemaakt?
A
€ 957,18
B
€ 2141
C
€ 1141
D
€ 1957,18

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor het verzekeren van een fiets betaal je €93,-- premie en €6,50 poliskosten. De assurantiebelasting is 21%.
Bereken de verzekeringskosten. Schrijf je berekening op.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Berekening verzekeringskosten

Premie                               €           

Poliskosten                      €                 + 

Totaal                                  €

Assurantiebelasting    €                 +    (21% van het totaal)    

Verzekeringskosten     €

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lening van een bedrijf voor een nieuwe machine is een consumptief krediet 
Als je iets koopt op afbetaling, ben je pas eigenaar als je alles hebt afbetaald. 
Je leent geld van je klasgenoot omdat je zin hebt in iets lekkers. Jouw leenmotief is dat je een
tijdelijk geldtekort hebt.

Juist
Juist
Juist
Onjuist
Onjuist
Onjuist

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meneer Boet leent geld om een nieuwe auto te kopen. Wat is het leenmotief van Meneer Boet?
A
tijdelijk geld tekort
B
duurzaam consumptie goed
C
onverwachte gebeurtenis
D
huis kopen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leenmotieven
Leenmotief = De reden waarom je geld leent.

     Voorbeelden hiervan:
  1.  Je hebt een tijdelijk geld tekort dat je even moet opvangen.
  2. Je wilt een dure aankoop  nu kopen en hebt te weinig geld.
  3. Je hebt onverwacht dringend geld nodig en geen geld achter de hand.
  4. Je wilt een huis kopen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de premie
inboedel verzekerd voor € 60.000
premie € 2,55 per promille
beveiligd inbraaksysteem geeft 0,20 korting
poliskosten € 2,50
assurantiebelasting 21%
Wat is de premie? Kiest voor inbraaksysteem

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Joost en Maartje hebben de inboedelmeter ingevuld. Hieruit komt dat de totale inboedel € 93.500,= is. Ze verzekeren deze inboedel bij Centraal Beheer. De premie is € 3,65 per € 1.000,= verzekerd bedrag. Joost een Maartje krijgen 10% korting, omdat ze hun woonhuisverzekering ook bij Centraal Beheer hebben afgesloten. De poliskosten zijn € 7,50. Wat is hun jaarpremie inclusief assurantiebelasting?
A
€ 378,40
B
€ 379,82
C
€ 380,72
D
€ 379,15

Slide 24 - Quizvraag

((Kale premie - / - korting + eventuele premieopslag voor maandbetaling) + poliskosten) x 1,21 assurantiebelasting = totale premie

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als Yasira 16 is geworden, koopt ze een nieuwe scooter. Meteen gaat ze hem allrisk verzekeren.
Wat is een andere naam voor een allriskverzekering?

A
Cascoverzekering
B
WA-verzekering
C
AVP verzekering
D
WA+casco verzekering

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

WA-verzekering


WA 

wettelijke aansprakelijkheid. (deze is verplicht)

WA-verzekering voor motorvoertuigen. Deze dekt alle schade die jij met jou voertuig aan andere toebrengt.


Casco

Schade aan je eigen voertuig kan vergoed worden door een casco verzekering. Dit is een aanvulling op je verplichten WA.


Een WA + Casco verzekering noemen we ook wel allriskverzekering.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de tabel van de scooterverzekeringen.
Je woont in Purmerend en sluit voor je scooter van
€ 2.000 een WA + cascoverzekering af bij Fortune.
In het 2e jaar wordt je scooter gestolen.

Bereken hoeveel je uitgekeerd krijgt van de verzekeraar.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke trede van de bonus-malusladder sta je als je 5 schadevrije jaren hebt?
A
Trede 3
B
Trede 5
C
Trede 7
D
Trede 9

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jan zit op trede 8 van de bonus-malusladder. Zijn bruto premie (=zonder korting) is €175,- per maand.
Dit jaar heeft jan geen schades gehad. Bereken wat zijn premie komend jaar wordt.
A
€131,25
B
€43,75
C
€126,88
D
€48,13

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

17. Op de bonus-malusladder kan het ook zijn dat je toeslag moet betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering over de bonus-malusladder is juist?
A
Het nummer van de trede en het aantal schadevrije jaren is bij een bonus-malusladder altijd hetzelfde
B
De premie zonder korting noemen we de nettopremie.
C
Het is altijd beter om de schade te claimen, ook als je een kleine schade hebt.
D
In sommige gevallen moet je een toeslag op je premie betalen.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je schade claimt, dan stijg je op de bonus-malusladder.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bonus-malusladder
Per jaar dat je geen schade claimt bij de verzekering krijg je extra korting. Hoe hoger de korting hoe hoger je staat op de bonus-malusladder.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bonus-malusladder:
  • Tabel waarmee verzekeraars vaststellen hoeveel korting of toeslag je op je premie krijgt.
  • Je krijgt korting/toeslag op je brutopremie en je berekend hiermee je nettopremie
De bonus-malusladder

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies