GERMAN PUB QUIZZZ

DEUTSCHE KNEIPENQUIZZZ
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

DEUTSCHE KNEIPENQUIZZZ

Slide 1 - Tekstslide

Runden

Runden 1: Vokabeln
Runden 2: Grammatik
Runde 3:Allgemeinwissen
Runden 4: Fernsehen und Musik
Runden 5: Tages Wort
Runden 4: Geschwindigkeit 

Slide 2 - Tekstslide

Runden 1: Vokabeln

Slide 3 - Tekstslide

Das Angebot
A
het aanbod
B
de aanbieding
C
de aanreiking
D
korting

Slide 4 - Quizvraag

Die Kasse
A
de kas
B
de jas
C
de kassa
D
de winkel

Slide 5 - Quizvraag

der Affe
A
de appel
B
de giraffe
C
de hond
D
de aap

Slide 6 - Quizvraag

Wat is hond in het Duits?

Slide 7 - Open vraag

Wat is bestellen in het Duits?

Slide 8 - Open vraag

Wat is prijs in het Duits?

Slide 9 - Open vraag

Hoe kun je om de rekening vragen? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Ich möchte zahlen bitte.
B
Rechnung!
C
Ich will zahlen!
D
Die Rechnung bitte.

Slide 10 - Quizvraag

Was bedeutet: Einen guten Rutsch ins Neue Jahr!
A
Goede jaarwisseling
B
Gelukkig nieuwjaar
C
niet uitglijden in het nieuwe jaar
D
vergeet het nieuwe jaar

Slide 11 - Quizvraag

Grammatik

Slide 12 - Tekstslide

Können
dürfen
mögen
möchten
kunnen
mogen
houden van
zou graag willen

Slide 13 - Sleepvraag

Welke voorzetsels horen bij de 3e naamval?
3e naamval
4e naamval
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
durch
für
um
gegen
ohne

Slide 14 - Sleepvraag

Welke voorzetsels krijgen de vierde naamval?
Vierde naamval
Iets anders
bis
aus
durch
zu
für
gegen
bei
mit
ohne
um
nach
seit
von

Slide 15 - Sleepvraag

Het onderwerp
Het meewerkend voorwerp
Het lijdend voorwerp
1e naamval
Wie/wat+onderwerp+gezegde
4e naamval
Wie/wat+gezegde
3e naamval
aan/voor wie of wat

Slide 16 - Sleepvraag

Runden 3: Allgemeinwissen

Slide 17 - Tekstslide

Van welk land is dit de vlag?
A
Duitsland
B
Oostenrijk
C
Zwitserland
D
België

Slide 18 - Quizvraag

Bij welke woorden gebruik je een hoofdletter in het Duits?
A
zelfstandige naamwoorden
B
bijvoegelijke naamwoorden
C
maanden
D
jaren

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de hoofdstad van Oostenrijk?
A
Salzburg
B
Berlijn
C
Wenen
D
Innsbruck

Slide 20 - Quizvraag

Welke voetbalclub speelt NIET in Duitsland?
A
Bayer Leverkusen
B
Freiburg
C
Borussia Dortmund
D
Schaffhausen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het kleinste land waar ze Duits spreken?

Slide 22 - Open vraag

In hoeveel landen spreken ze Duits?
(vul een cijfer in)

Slide 23 - Open vraag

Welk land heeft de meeste inwoners?
Zwitserland of Oostenrijk?

Slide 24 - Open vraag

Runden 3: Fernsehen 

Slide 25 - Tekstslide

Was ist ein Taschendieb?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video

Hoe heet Spongebob in het Duits?
A
Spongebob Squarepants
B
Spongebob Schwammkopf
C
Spongebob Schwamkopf
D
Spongebob Schwamkopp

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video

Wat is onvoldoende in het Duits?
A
unfoldunde
B
ungenügend
C
schlecht
D
niedrig

Slide 30 - Quizvraag

Hoe heet de Duitse TV omroep?
A
ARD
B
NPO
C
BBM
D
ZDF

Slide 31 - Quizvraag

Runden 4: Tages Wort

Slide 32 - Tekstslide

Wat betekend "blau machen"?

Slide 33 - Open vraag

Wat betekent "Krippenspiel"?

Slide 34 - Open vraag

Wat betekend "Schulfeier"?

Slide 35 - Open vraag

Wat betekent stimmt en richtig?

Slide 36 - Open vraag

Wat betekent "Unsinn"?

Slide 37 - Open vraag

Wer feiert dieses Jahr kein Weihnachten aan der SVS?
A
Arine van der Heul
B
Laurens Bos
C
Gerard Poolman
D
Gijs van Lennep

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Video

Wann wird der Weihnachtsbaum gekauft?
A
1. Dezember
B
5. Dezember
C
23.Dezember
D
24. Dezember

Slide 40 - Quizvraag

Welchen Weihnachtsbaumschmuck mögen die Deutschen?
A
Holzschmuck
B
Hernhuther Stern
C
Schokolade
D
Kerzen

Slide 41 - Quizvraag


Wie sagt man ‘Fijne Kerst’ auf  Deutsch?
A
Yo! Hoho!
B
Frohes Weihnachtsfest!
C
Frohe Weihnachten!
D
Schöne Weihnachten!

Slide 42 - Quizvraag