2425 3HV+ Periode 3 week 10

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Bonjour!

- Chewing gum à la poubelle

- Range ton téléphone

- Enlève ta veste

- Prends ton livre et ton cahier

- On commence dans 2 minutes

                       MERCI!

Antoine est allé en Italie.

Il a voyagé en avion.

Antoine est arrivé à huit heures du matin.

Il est resté dans un hôtel.

Antoine a eu de bonnes vacances

Herschrijf de tekst 3 keer. 

Vervang het onderwerp.

Gebruik de uitleg in je boek op p. 106-107

1) De eerste keer gaat Zoé op vakantie 

2) De tweede keer gaan Mila en Lucas op vakantie 

3) De derde keer gaan Zoé en Mila op vakantie 

Check- in les 1 & terugblik week 8

                          Check-in les 2 en groupe

Kijk naar de Vocabulaire lijsten E & F op p. 125

1. Markeer de woorden die je al kent.

2. Kies om de beurt een woord, speel pictionary en laat de anderen raden welk woord je hebt getekend.

Leerdoelen

Aan het eind van deze week .....

1. Kun je de belangrijkste informatie uit een film begrijpen

2. Ken je woorden die te maken hebben met vakantie en meningen  

3. Kan je informatie vinden in korte teksten

Startactiviteit les 1 - Regarder exercice 19 p. 112

- We gaan kijken naar een filmpje over 2 Nederlandse jongeren die een tijdje in Frankrijk hebben gewoond

- Je kiest een keuzeopdracht van p. 163 havo of p. 165 vwo

- We kijken 1 keer naar de film

- We bespreken jullie antwoorden

Grammaire 

Grammaire 

Au travail! choisis:

Regarder et écouter:

- exercices 19 p. 112

- exercices 20p. 113

Lire:

exercices 22, 23, 25a,b,c p. 114 - 117

Apprendre:

Vocabulaire E & F p. 125

Phrases- clés G p. 126 

Grammaire & écrire week 8:

exercices 15 t/m 18 p. 106-109

Check-out            bespreek in je groepje

Dit vond ik moeilijk .......................

Welk cijfer geef je je werkhouding?

Wat wil je de volgende les anders doen?

Heb ik hulp nodig? ja - nee

Van wie heb ik hulp nodig?

Check-out            bespreek in je groepje

HAVO - Welk woord hoort niet in het rijtje thuis, waarom niet?

1. l'arrivée - le départ - la destination - l'habitant

2. intéressant - mauvais - parfois - pas mal 

3. le désert - marocain - le sable - la vie

4. à cause de - pourtant - la raison - parce que

5. comme - parfois - souvent - toujours

VWO - Maak paartjes met onderstaande woorden, waarom horen ze bij elkaar?

Check- out