1.6 Roken en blowen

- Terugblik lesstof
- Uitleg 1.6
- Opdr. 1.6 maken
- Begrippenpuzzel
1.6 Roken en blowen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Terugblik lesstof
- Uitleg 1.6
- Opdr. 1.6 maken
- Begrippenpuzzel
1.6 Roken en blowen

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Warmte is een vorm van energie.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Bij pijl 1 stroomt bloed met
veel koolstofdioxide naar het longblaasje.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Pijl 2 geeft uitgeademde lucht aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Bloed dat naar de longblaasjes toestroomt is...
A
Zuurstofarm en koolstofdioxide rijk
B
Zuurstofrijk en koolstofdioxide arm
C
Zuurstofarm en koolstofdioxide arm
D
Zuurstofrijk en koolstofdioxide rijk

Slide 6 - Quizvraag

strottenhoofd
bronchiën
longblaasjes
keelholte
luchtpijp
neusholte
longen

Slide 7 - Sleepvraag

Hoe zou je de verbranding van glucose kunnen opschrijven?
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water

Slide 8 - Sleepvraag

Het opnemen van zuurstof en   
het afgeven van koolstofdioxide
Het verversen van de lucht in de longen
Gaswisseling
Ademhaling

Slide 9 - Sleepvraag

Door welke stof in sigarettenrook wordt een roker minder fit en sneller moe?
A
Door teer
B
Door nicotine
C
Door koolmonoxide

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noemen we het proces waarbij zuurstof uit de longblaasjes aan het bloed wordt afgegeven en koolstofdioxide weer wordt opgenomen uit het bloed?
A
Ademhaling
B
Verbranding
C
Gaswisseling
D
Bloedtransport

Slide 11 - Quizvraag

Fotosynthese
Verbranding
glucose wordt gemaakt
Glucose wordt verbruikt
Zuurstof wordt gemaakt
Zuurstof wordt verbruikt
Koolstofdioxide wordt gemaakt
Koolstofdioxide wordt verbruikt

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is de verslavende stof in sigaretten?
A
Rook
B
Nicotine
C
Koolstofdioxide
D
Koolstofmonoxide

Slide 13 - Quizvraag

In de afbeelding zijn delen van het ademhalingsstelsel te zien.
Met welke letter is een bronchie aangegeven?

A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R

Slide 14 - Quizvraag

Tijdens een sportwedstrijd:
• gaat je ademhaling ................
• klopt je hart .................
• wordt je lichaam door de verbranding .................
• wordt ................ brandstof en zuurstof naar de cellen vervoerd.
Tijdens je slaap:
• heb je ................ zuurstof nodig. 
• ontstaat ................  koolstofdioxide bij de verbranding.
• gaat de verbranding in je lichaam .................
Vergelijk een sportwedstrijd met slapen.

Sleep de juiste woorden naar de zinnen.
minder
minder
sneller
sneller
meer
langzamer
warmer

Slide 15 - Sleepvraag

Hoe komt het dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden?
A
Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben, en alle longblaasjes samen een groot oppervlak hebben.
B
Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben, en een longblaasje een klein oppervlak heeft.
C
Doordat de longblaasjes een dikke wand hebben, en een longblaasje een klein oppervlak heeft.
D
Doordat de longblaasjes een dikke wand hebben, en alle longblaasjes samen een groot oppervlak hebben

Slide 16 - Quizvraag

Leerdoel
11 Je kent de mogelijke gevolgen van verslaving aan roken en blowen.

Slide 17 - Tekstslide

Roken

Rokers sterven eerder. 
Meer kans op hart- en vaatziekten
Meer kans op longziekten zoals longkanker en COPD (ongeneeslijke ontsteking luchtwegen). 

Minder proeven en ruiken
Ook meer kans op andere ziekten

Slide 18 - Tekstslide

Tabaksrook
Koolstofmonoxide: gaat op de plek zitten van zuurstof in het bloed. zorgt vermoeidheid en slechte conditie.
Nicotine: is het verslavende deel. Activeert het beloningsstelsel . Snel uitgewerkt waardoor je weer wilt roken.
Teer: een stroperige stof die in het slijmvlies blijft zitten. Zorgt ervoor dat de trilhaartjes van de luchtwegen slecht werken en slijm niet kan worden weeggeveegd ('rokershoest')

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

E-sigaret 
Verdampen een vloeistof met nicotine en een smaakje. 
Tijdens het vapen komen nicotine, metalen en stikstofverbindingen in je longen. Dit schaadt de luchtwegen kan kanker en hartkloppingen veroorzaken. 

Slide 21 - Tekstslide

Waterpijp (shisha)
Komt 30x meer koolstofmonoxide vrij dan bij cigaretten. Kan leiden tot koolstofmonoxidevergiftiging. 
Hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid en vermoeidheid. Bij lang gebruik kun je zuurstofgebrek krijgen in je hersenen en dood gaan. 

Slide 22 - Tekstslide

Waarom roken mensen?
Geestelijk afhankelijk: behoefte aan nicotine
Gewenning: steeds meer nicotine nodig voor een prettig gevoel
Lichamelijk afhankelijk: ontwenningsverschijnselen bij niet roken - verslaafd

Slide 23 - Tekstslide

Blowen
Cannabis: hennepplant
Wat zit erin?
THC = bewustzijn veranderend (net als alcohol). Word je 'stoned' van
CBD = niet bewustzijn veranderend, maar beïnvloed THC wel. 
Cannabis maakt je stoned (lui, ontspannen) of high (energiek, vrolijk). 
5 x meer teer dan een sigaret. 
Je kan het roken, eten of verdampen en inademen. . 



Slide 24 - Tekstslide

Effecten van cannabis
De lichamelijke effecten zijn een versnelde hartslag, lagere bloeddruk, hoofdpijn, angst,  slaperigheid, verminderde concentratie en geheugenproblemen.

Op de lange termijn: verslaving, slapeloosheid, somberheid en problemen met de concentratie. Cannabis verhoogt de kans op een psychische stoornis, zoals depressie en angstklachten. Bij een bepaalde aanleg in je DNA kan schizofrenie ontstaan. 

Slide 25 - Tekstslide

Aan het werk!
1.6 Roken en blowen - opdracht 1 t/m 4.
Blz. 54 t/m 59
Klaar: Nakijken
Daarna: Begrippenpuzzel thema 1


Slide 26 - Tekstslide