Wat ging er door de Britse archeoloog Howard Carter heen toen hij in februari 1923 het graf van farao Toetanchamon opende? Nooit eerder was er een ongeschonden laatste rustplaats van een farao gevonden.
Carter hield een dagboek bij van de opgraving waarin hij zijn gevoelens van dat moment onder woorden bracht. Nadat de met kostbaarheden gevulde voorkamer was ontruimd, stond hij voor de dichtgemetselde toegang tot de eigenlijke grafkamer: „Daar vóór ons lag de verzegelde deur, en wanneer wij deze openden zouden wij de eeuwen uitwissen en in tegenwoordigheid staan van een koning, die 3000 jaar geleden regeerde. Ikzelf werd, toen ik het platform beklom, door vreemde gevoelens bestormd, en het was met bevende hand dat ik de eerste hamerslag gaf.”
Later zou de Nederlandse historicus Johan Huizinga de term ”historische sensatie” gebruiken voor de wonderlijke ervaring die we kunnen hebben als oude voorwerpen ons in direct contact brengen met een (ver) verleden. Het lichaam van Toetanchamon had 3300 jaar in de stilte van zijn graf gelegen, omringd met duizenden kostbare schatten die hem ten dienste moesten staan in het hiernamaals. Eeuwen en eeuwen gingen voorbij. De farao lag er toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, toen Harriet Beecher Stowe ”De hut van Oom Tom” schreef, toen Rembrandt aan de ”Nachtwacht” werkte, toen Columbus Amerika ontdekte, toen Karel de Grote werd geboren, toen Constantijn de Grote zich tot het christendom bekeerde, toen Jezus werd geboren en wijzen uit het Oosten naar Bethlehem reisden, toen Plato de Atheense academie stichtte, toen Jesaja optrad als profeet, toen David koning van Israël werd, toen de Israëlieten uit Egypte trokken, toen Jozef stierf. Al die tijd lag daar, ongezien en onaangeroerd, het gebalsemde lichaam van farao Toetanchamon in die duistere grafkamer in de Vallei der Koningen ten westen van de stad Thebe.
Het moet een ongekende ervaring zijn geweest om na zo’n lange tijd voor het eerst oog in oog met deze farao en zijn schatten te staan. Om het weergaloze dodenmasker te zien schitteren dat zijn gelaatstrekken weergeeft. Om te ontdekken dat mét de jonggestorven vorst zijn twee ongeboren kinderen zijn begraven. Om te constateren dat zijn bedroefde weduwe een bloemenkrans in het graf heeft gelegd.
Extra intrigerend is de vraag hoe deze farao past in de Bijbelse chronologie. Het is niet uitgesloten dat Jozef, de zoon van aartsvader Jakob, Toetanchamon heeft gekend. Volgens sommige wetenschappers is het farao Echnaton, de vader van Toetanchamon, geweest aan wie Jozef de droom van de zeven vette en de zeven magere jaren uitlegde. Zij leggen een verband tussen de invloed die Jozef aan het hof had en de invoering van een monotheïstische religie onder Echnaton, die alleen de verering van de zonnegod Aton toestond. In dat geval heeft Jozef niet weinig bijgedragen aan de rijkdom van de Toetanchamon. Gelet op de hoge positie die Jozef in het Egyptische landsbestuur bekleedde, kan het zomaar zijn dat hij ook bij diens begrafenis aanwezig is geweest. Een wonderlijke gedachte. Het verdiept de historische sensatie.
In Amsterdam is nu een expositie te zien die een beeld geeft van de kostbare inhoud van Toetanchamons graf. Het gaat weliswaar om replica’s, maar bij de gedachte dat het graf van Toetanchamon met ruim 5000 (kunst)voorwerpen nog relatief eenvoudig was, staat het verstand stil. Wat een ongekende rijkdom hebben de vroege heersers van Egypte bijeen vergaard. De opmerking van de schrijver van de Hebreeënbrief dat Mozes de versmaadheid van Christus meerder rijkdom achtte te zijn dan de schatten in Egypte, krijgt hier kleur en reliëf.
Opmerkelijk is in dit verband dat dezelfde briefschrijver van Mozes zegt dat zijn graf nooit is teruggevonden. Ondanks pogingen daartoe is dat nu nog altijd niet gelukt. Er zal ook weinig opzienbarends te vinden zijn. Mozes hoefde geen aardse schatten in zijn graf mee te nemen om in het hiernamaals als koning eeuwig te heersen.