3.4 Krachten in werktuigen

Hoofdstuk 3: Krachten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3: Krachten

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Nabespreken 3.3
  • Uitleg paragraaf 3.4
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Wat hebben de gereedschappen voor in het lokaal met elkaar te maken?

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen
  • De leerling kan het principe van hefbomen uitleggen
  • De leerling kan uitleggen wat het "moment' betekent.
  • De leerling kan het moment uitrekenen.
  • De leerling kan meerdere momenten met elkaar vergelijken. 

Slide 4 - Tekstslide

Paragraaf 3.4 krachten in werktuigen
Veel krachten om ons heen zijn veel te groot om te overbruggen. Om die kracht toch te kunnen leveren maken we gebruik van hefbomen. 

Slide 5 - Tekstslide

Paragraaf 3.4 krachten in werktuigen
Het basisprincipe van een hefboom is:
               "Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand."

Je hoeft minder kracht te leveren, maar je moet daarvoor wel meer afstand afleggen. 

Slide 6 - Tekstslide

Paragraaf 3.4 krachten in werktuigen
Bij een hefboom kijken we dus naar 2 dingen: De kracht die je levert en de lengte van de arm. Samen zorgen deze 2 grootheden voor een "moment". 

In de natuurkunde heeft moment altijd met draaiing te maken. Het is de combinatie van kracht en afstand.

M=Fl

Slide 7 - Tekstslide

Stelling:
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Breng de hefboom in evenwicht

Slide 9 - Sleepvraag

Welk voorwerp is een hefboom?

Slide 10 - Sleepvraag

Wat je wint aan kracht
A
win je aan afstand
B
verlies je aan afstand
C
win je aan moment
D
verlies je aan moment

Slide 11 - Quizvraag

Paragraaf 3.4 krachten in werktuigen
Soms heb je te maken met meerdere momenten. Deze momenten kunnen we dan met elkaar vergelijken. 
Bij een evenwicht zijn de momenten aan beide kanten van het draaipunt gelijk. 


M1=M2
F1l1=F2l2

Slide 12 - Tekstslide

Welke bewering over hefbomen is juist?
A
De kracht is het grootst bij de korte kant van de hefboom
B
De kracht is even groot bij de korte en de lange kant van de hefboom
C
De kracht is het grootst bij de lange kant van de hefboom

Slide 13 - Quizvraag

Bereken met de hefboomregel of de hefboom hiernaast in evenwicht is.
A
A. Er is evenwicht
B
B. Het moment links is groter
C
C. Het moment rechts is groter

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer is een hefboom in evenwicht?
A
Als het moment rechts groter is dan het moment links.
B
Als het moment rechts even groot is als het moment links.
C
Als het moment rechts kleiner is dan het moment links.
D
Een hefboom is nooit in evenwicht.

Slide 15 - Quizvraag

In welke stand is het moment het grootst?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quizvraag

Het moment van de spierkracht is
A
0,46 Nm
B
0,56 Nm
C
52 Nm
D
5,7 Nm

Slide 17 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
Maak paragraaf 3.4 vraag 1 tot 6. 
Belangrijk is niet dat je het af hebt, maar dat je de vragen voldoende hebt uitgeschreven!

Slide 18 - Tekstslide