5.5 BTW

BECO 5.5 Rekenen met BTW
Leerdoelen: Je kunt....
- Je kunt rekenen van inclusief naar exclusief BTW

V-trainer
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BECO 5.5 Rekenen met BTW
Leerdoelen: Je kunt....
- Je kunt rekenen van inclusief naar exclusief BTW

V-trainer

Slide 1 - Tekstslide

Bedrijfseconomie
Keuze vak vanaf het 4e jaar.

Het vak heet eigenlijk bedrijfseconomie, financiële zelfredzaamheid en ondernemerschap heet, maar dat is een mond vol, daarom wordt alleen de term bedrijfseconomie gebruikt.

Je kijkt naar de financieële gegevens van bedrijven, verzekeringen, rechten van bedrijven, leiderschapsstijlen, etc. We pakken nu een klein onderdeel op!

Slide 2 - Tekstslide

Bedrijfseconomie
Keuze vak vanaf het 4e jaar.

Het vak heet eigenlijk bedrijfseconomie, financiële zelfredzaamheid en ondernemerschap heet, maar dat is een mond vol, daarom wordt alleen de term bedrijfseconomie gebruikt.

Je kijkt naar de financieële gegevens van bedrijven, verzekeringen, rechten van bedrijven, leiderschapsstijlen, etc. We pakken nu een klein onderdeel op!

Slide 3 - Tekstslide

NOS - Waren de zorgen van BTW terecht?
https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2316753-heeft-de-hogere-btw-geleid-tot-de-gevreesde-ellende

Slide 4 - Tekstslide

Wat is BTW?





Als consument ben je BTW plichtig. De winkelier
moet de BTW innen en inleveren bij de belastingdienst

Slide 5 - Tekstslide

Verschillende BTW tarieven

Slide 6 - Tekstslide

Laag tarief BTW (9%)
Hoog tarief BTW (21%)

Slide 7 - Sleepvraag

Rekenen met BTW 
De winkelier heeft een prijs inclusief BTW en exclusief BTW.

De prijs exclusief BTW = Winkelprijs (100%)
De prijs inclusief BTW = Consumentenprijs (109% of 121%)

Slide 8 - Tekstslide

Er is een product met een winkelprijs van € 5. BTW tarief is 9%. Hoeveel bedraagt de consumentenprijs?

Slide 9 - Open vraag

Rekenen met BTW 
De winkelier heeft een prijs inclusief BTW en exclusief BTW.

De prijs exclusief BTW = Winkelprijs (100%) ----------------->     € 5
BTW 9% -------------------------------------------------------->   € 0,45
De prijs inclusief BTW = Consumentenprijs (109%) -----------> € 5,45

Slide 10 - Tekstslide

Er is een product met een consumentenprijs van € 14,52. BTW tarief is 21%. Hoeveel bedraagt de winkelprijs?

Slide 11 - Open vraag

Rekenen met BTW 
De winkelier heeft een prijs inclusief BTW en exclusief BTW.

De prijs exclusief BTW = Winkelprijs (100%) ----------------->     €  
BTW 21% -------------------------------------------------------->  €  
De prijs inclusief BTW = Consumentenprijs (121%) ----------->  € 14,52

1% van € 14,52 = 14,52/121 = 0,12
100% is dan 0,12 x 100 = € 12

Slide 12 - Tekstslide

Rekenen met BTW 
De winkelier heeft een prijs inclusief BTW en exclusief BTW.

De prijs exclusief BTW = Winkelprijs (100%) ----------------->     € 12 
BTW 21% -------------------------------------------------------->  €  
De prijs inclusief BTW = Consumentenprijs (121%) ----------->  € 14,52

1% van € 14,52 = 14,52/121 = 0,12
100% is dan 0,12 x 100 = € 12

Slide 13 - Tekstslide

Rekenen met BTW 
De winkelier heeft een prijs inclusief BTW en exclusief BTW.

De prijs exclusief BTW = Winkelprijs (100%) ----------------->     € 12 
BTW 21% -------------------------------------------------------->  €  2,52
De prijs inclusief BTW = Consumentenprijs (121%) ----------->  € 14,52

1% van € 14,52 = 14,52/121 = 0,12
21% is dan 0,12 x 21 = € 2,52

Slide 14 - Tekstslide

Er is een product met een consumentenprijs van € 19,62. BTW tarief is 9%. Hoeveel bedraagt de winkelprijs?

Slide 15 - Open vraag

Wat moet de winkelier doen?
De overheid vindt dat de winkelier belasting moet inhouden (voor de overheid) op de verkochte producten. 

LET OP: Alleen de consument is belastingplichtig. De winkelier heeft geen belastingplicht als het gaat om BTW.

De winkelier moet de BTW aan de overheid afdragen. LET OP! De winkelier heeft misschien ten onrechte BTW betaald. Die mag hij verrekenen met de ontvangen BTW van de consument

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
FABRIKANT          --- levert ---> ONDERNEMER ---verkoopt----> CONSUMENT

Als de fabrikant de producten levert aan de ondernemer moet hij BTW inhouden. Terwijl alleen de consument BTW plichtig is.

Bijvoorbeeld. De fabrikant verkoopt 10 tablet voor 181,50 (incl 21% BTW) per stuk aan de ondernemer

Slide 17 - Tekstslide

De fabrikant verkoopt 10 tablet voor 181,50 (incl 21% BTW) per stuk aan de ondernemer. Hoeveel betaalt de ondernemer onterecht aan BTW?

Slide 18 - Open vraag

Voorbeeld
FABRIKANT          --- levert ---> ONDERNEMER ---verkoopt----> CONSUMENT

Als de fabrikant de product levert aan de ondernemer moet hij BTW inhouden. Terwijl alleen de consument BTW plichtig is. De ondernemer betaalt ten onrechte € 315 BTW.

Hij heeft recht op het BTW bedrag terug te vragen aan de overheid, maar.....

De overheid wil dat hij dit verrekend met de reeds betaalde BTW.

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld
FABRIKANT          --- levert ---> ONDERNEMER ---verkoopt----> CONSUMENT

De ondernemer betaalt ten onrechte € 315 BTW. 

De ondernemer verkoopt producten aan de consument. Hij moet BTW rekenen, die hij aan de overheid moet afdragen.

Bijvoorbeeld. De ondernemer verkoopt diezelfde maand 8 tablets voor € 544,50 (incl 21% BTW) per stuk. 


Slide 20 - Tekstslide

De ondernemer vraagt € 544,50 (incl 21% BTW) per tablet. Is dit.....
A
de consumentprijs?
B
de winkelprijs

Slide 21 - Quizvraag

Voorbeeld
FABRIKANT          --- levert ---> ONDERNEMER ---verkoopt----> CONSUMENT

De ondernemer betaalt ten onrechte € 315 BTW. 

De ondernemer verkoopt producten aan de consument. Hij moet BTW verrekenen, die hij aan de overheid moet afdragen.

Bijvoorbeeld. De ondernemer verkoopt diezelfde maand 8 tablets voor € 544,50 (incl 21% BTW) per stuk. Hoeveel BTW int hij van de consument?


Slide 22 - Tekstslide

De ondernemer verkoopt diezelfde maand 8 tablets voor € 544,50 per stuk. Hoeveel BTW int hij van de consument?

Slide 23 - Open vraag

Voorbeeld
FABRIKANT          --- levert ---> ONDERNEMER ---verkoopt----> CONSUMENT

De ondernemer betaalt ten onrechte € 315 BTW. De ondernemer ontvangt van de consument € 756. Hoeveel moet de ondernemer aan de overheid afdragen?


Slide 24 - Tekstslide

De ondernemer betaalt ten onrechte € 315 BTW. De ondernemer ontvangt van de consument € 756. Hoeveel moet de ondernemer aan de overheid afdragen?
A
€ 315
B
€ 441
C
€ 756
D
€ 1.071

Slide 25 - Quizvraag

Vragen? 
Zo niet.... Aan de slag met de V-trainer

Slide 26 - Tekstslide

BECO 5.5 Rekenen met BTW
Leerdoelen: Je kunt....
- Je kunt rekenen van inclusief naar exclusief BTW

V-trainer

Slide 27 - Tekstslide