Fictie & poëzie les 6: stijlfiguren 1

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les ...
Hebben we het gehad over beeldspraak. 
Vergelijking met als
Metonymia
Metafoor
Personificatie

Slide 2 - Tekstslide

Metaforen
  • Een metafoor is een vorm van beeldspraak waarbij figuurlijk taalgebruik centraal staat. 
  • Door het gebruik van een metafoor wordt er een bepaald beeld geschapen. Dit beeld heeft een overeenkomst met wat er werkelijk bedoeld wordt.
  • Bij een metafoor wordt altijd een vergelijking getrokken. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen iets wat men wel en wat men niet kent.

  • Als student woonde ze in een kamer die rook als een zwijnenstal.
  • Haar studentenkamer was een zwijnenstal.




Slide 3 - Tekstslide

Personificatie
  • Personificatie is een vorm van beeldspraak waarbij de dichter menselijke eigenschappen of menselijk gedrag toekent aan abstracte begrippen of levenloze objecten.

  • De bomen fluisteren zachtjes haar naam.
  • De telefoon slaapt op de lessenaar.



Slide 4 - Tekstslide

Metonymia
  • Een Metonymia is een bepaalde stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. 

  • Zo kun je spreken van koppen tellen, terwijl je bedoelt: 'mensen tellen'. In plaats van het 'geheel' (mens) noem je een onderdeel (kop).

Slide 5 - Tekstslide

Vergelijking met als
  • Is een vorm van beeldspraak waarbij de overeenkomst tussen beeld en dat wat met dat beeld bedoeld wordt een belangrijke rol speelt. 

  • Bij een metafoor staat het bedoelde (het object) er niet bij, bij een vergelijking met als wel: beeld en object worden met elkaar verbonden door (zo)als. 

  • Ook kan een ander verbindingswoord voorkomen, bijv. in: een boom van een vent of een schat van een kind.                     

Slide 6 - Tekstslide

Beeldspraak
  • Kortom: Beeldspraak maakt taal levendig. Je vindt het dan ook vaak terug in gedichten, boeken, columns en in alle andere teksten waarbij het een doel van de schrijver is om de tekst aantrekkelijk en levendig te maken.
  •  Een brandend stukje sneeuw.
  • Met lood in zijn schoenen begon hij aan de terugreis.

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling vorige les. Wat weet je nog?
De maan bespiedde ons vanuit de hemel.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Beeldspraak

Slide 8 - Quizvraag

Herhaling vorige les: Wat weet je nog?
'Die Rembrandt vind ik mooier dan die Van Gogh.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymia
C
metafoor
D
personificatie

Slide 9 - Quizvraag

Herhaling vorige les: Wat weet je nog?
'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymia
C
metafoor
D
personificatie

Slide 10 - Quizvraag

Herhaling vorige les: Wat weet je nog?
'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymia
D
vergelijking

Slide 11 - Quizvraag

Herhaling vorige les: Wat weet je nog?
'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 12 - Quizvraag

Deze les
Stijlfiguren 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren?

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

Welk stijlfiguur herken je?
Ik erger me dood aan hem.
A
Hyperbool
B
eufemisme
C
tautologie
D
understatement

Slide 23 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
We hadden ruzie, maar nu weer vrede.
A
opsomming
B
eufemisme
C
tegenstelling
D
pleonasme

Slide 24 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
tautologie

Slide 25 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Zij werkt daar als interieurverzorgster.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
tautologie

Slide 26 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Dat is niet onwaarschijnlijk.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
paradox

Slide 27 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
paradox

Slide 28 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Dat vind ik geen verkeerd plan.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
paradox

Slide 29 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Een deel van het personeel zal moeten AFVLOEIEN.
A
overdrijving
B
understatement
C
eufemisme

Slide 30 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Moet ik het nu VOOR DE DUIZENDSTE KEER zeggen? Deur achter je dicht!
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 31 - Quizvraag

Welk stijlfiguur gebruik jij weleens in het dagelijks leven. Geef ook een voorbeeld.

Slide 32 - Open vraag

Klaar? Oefen dan verder via de volgende link

Slide 33 - Tekstslide

Wat ging goed?

Slide 34 - Tekstslide

Ik weet welke stijlfiguren er zijn

Ja
Nee
Een beetje

Slide 35 - Poll

Ik kan de verschillende soorten stijlfiguren herkennen.

Ja
Nee
Een beetje

Slide 36 - Poll

Ik weet wat het doel van het gebruik van stijlfiguren is.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 37 - Poll

Dit is dan misschien geen bijenteelt,
Maar je hebt de les wel uitgespeeld

Slide 38 - Tekstslide