1e en 4e naamval

1e en 4e naamval 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1e en 4e naamval 

Slide 1 - Tekstslide

1e en 4e naamval
- je hebt in Duitsland 4 naamvallen
- vandaag leren we de 1e en 4e naamval
- om de juiste naamval te bepalen, moet je de zin ontleden
- lidwoorden in het Duits:
--> der- groep --> woorden de en het -> der, die, das, die
--> ein- groep --> woorden een en geen -> ein, eine, kein, keine en de bezittelijke voornaamwoorden mein, dein

Slide 2 - Tekstslide

1e en 4e naamval
- vandaag gaan we de der- groep uitleggen
- naast der, die, das, die --> horen hier ook de woorden:
dies-                = deze, dit
all-                    = alle(s), iedereen
jed-                   = elk(e), ieder
solche-           = zulke
welch-             = welk(e)              bij.

Slide 3 - Tekstslide

1e en 4e naamval

Der Mann nimmt den Ball. Hij pakt de bal. 
--> het onderwerp = HIJ --> 1e naamval

Ich sehe den Vater. Ik zie HEM.
--> lijdend voorwerp = HEM --> 4e naamval

Slide 4 - Tekstslide

1e en 4e naamval
Om nu de naamvallen te kunnen bepalen gebruiken we vanaf nu het volgende stappenplan:

Voorbeeld --> Ich sehe (de) Bruder.

Stap 1:
Gaat het om de der-groep? Kies Schema A.



Slide 5 - Tekstslide

1e en 4e naamval

Stap 2:
Kijk in de zin of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is. 
Bruder = ?



Slide 6 - Tekstslide

1e en 4e naamval

Stap 3:
Zie je een voorzetsel in het zinsdeel?

Ja --> Kijk in het schema welke naamval bij dit voorzetsel hoort.
Nein --> Pas de HIJ/HEM - regel toe
Ich sehe (de broer) HIJ? of HEM?

Slide 7 - Tekstslide

1e en 4e naamval
Stap 4:
Kijk in het schema welke vorm je nodig hebt.

Slide 8 - Tekstslide

1e en 4e naamval
Ich sehe den Bruder.

Slide 9 - Tekstslide

Übungen
Der Architekt baut (dit) _______ Haus.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4

Slide 10 - Tekstslide

Übungen
(Welke) _______ Frau miete die Wohnung?
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4

Slide 11 - Tekstslide

(Deze) ___________ Sofa hat der Mann für 100 € gekauft.
1e naamval
4e naamval

Slide 12 - Sleepvraag

Er hat (elke) _________________ Zimmer im Haus renoviert.
1e naamval
4e naamval

Slide 13 - Sleepvraag

Ohne (deze) _______ Jacke gehe ich nicht nach draußen.
1e naamval
4e naamval

Slide 14 - Sleepvraag

(De) ___________ Fernseher werden wir reparieren.
1e naamval
4e naamval

Slide 15 - Sleepvraag