2H5 - les 16 - STG

2H5 - 7 de febrero, 2022 - STG
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2H5 - 7 de febrero, 2022 - STG

Slide 1 - Tekstslide

El programa
  • Quizlet voor toets vrijdag
  • Herhaling Werkwoord SER/ ESTAR
  • Oefenen met SER/ ESTAR 
  • HAY (nieuwe grammatica)
  • HAY/ SER/ ESTAR
  • Deberes

Slide 2 - Tekstslide

Quizlet voor toets vrijdag
Vrijdag 11 februari
SO Voca Unidad 2
- voca 2.1 2.2 2.3 NL-SP
- roze wwblad 1-24 SP-NL


timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

SER
ESTAR

Slide 4 - Tekstslide

¿SER o ESTAR?
1.Luis .................... divertido.
2.Juan y Pedro .............. médicos.
3.¿ .................... usted cansado?.
4.Ellos .................... resfriados.
5.Las ventanas .................... abiertas.
6.Este lápiz .................... de Juan.
7.La botella .................... sobre la mesa.
8.Mis zapatos .................... azules.

Slide 5 - Tekstslide

Hay
Hay betekent ER IS of ER ZIJN
Hay wordt nooit vervoegd en alleen gebruikt bij plaatsbepalingen van zaken die niet specifiek, of niet bekend zijn.

Gebruik HAY bij 
onbepaalde lidwoorden ( un, una, unos, unas), 
telwoorden ( 1,2,3, 4,5, 6) en 
onbepaalde hoeveelheden (veel, weinig)  
Voorbeeld: ¿Hay un supermercado por aquí? Is er hier een supermarkt?

Slide 6 - Tekstslide



Hay
un
banco por aquí?
Sí, hay muchos bancos aquí.
¿El banco ING también está en el centro?
No, pero sí está el banco Santander. 


Is er een bank hier?
Ja, er zijn veel banken hier.
Zit de ING-bank ook in het centrum?
Nee, maar de Santander-bank zit er wel. 
ejemplo - voorbeeld

Slide 7 - Tekstslide

Niet specifiek?
Met niet specifiek wordt bedoeld dat het gaat om 
een supermarkt is, of om veel huizen. Er wordt niet aangeven of het een bepaalde supermarkt of een bepaald huis is.

Slide 8 - Tekstslide

Wel specifiek?
Als er een specifiek gebouw of voorwerp bedoeld wordt, bijvoorbeeld het rode huis, het woordenboek of de Albert Heijn, dan gebruik je het werkwoord estar voor plaatsbepalingen. 

Je gebruikt nu ook bepaalde lidwoorden ( el , la, los, las)

¿Dónde está el Supermercado Vomar? Está aquí a la derecha.; Waar is de supermarkt Vomar? Het is hier rechtsaf.

Slide 9 - Tekstslide

¿HAY o ESTÁR?
1.El Jardín Botánico ............... cerca del Retiro.
2......... un libro sobre la mesa del jefe.
3.¿Sabe usted dónde ............... una panadería?.
4.Sí, ............... uno cerca de aquí.
5.¿Dónde ............... un banco?.
6.Mi pelota............... en el jardín.
7.¿ ........... huevos en la cocina?.
8.No ...... solución para este problema.
9.Quiero saber dónde......... mis gafas.
10.¿Dónde ............ los servicios?, por favor.

Slide 10 - Tekstslide

Deberes

Maken: ejercicio 1/2/3/4
Leren: Voca 2.1/2.2/2.3 (N>SP) + 
roze werkwoordenblad 1-24 (SP>N)

Slide 11 - Tekstslide