3-2 Machten van variabelen

3-2 Machten van variabelen
Hoe reken je met machten?
Hoe schrijf je formules korter met machten?
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3-2 Machten van variabelen
Hoe reken je met machten?
Hoe schrijf je formules korter met machten?

Slide 1 - Tekstslide

Machten optellen en aftrekken
De machten moeten hierbij hetzelfde zijn, dus zowel het grondtal als het exponent!      
                                        


a+a=2a
a2+a2=2a2
6a3+2a3=8a3
a+b
a2+a3
De exponent is niet hetzelfde.
Het gondtal is niet hetzelfde.

Slide 2 - Tekstslide

Machten vermenigvuldigen
Dit kan alleen als het grondtal hetzelfde is!
a×a = a²
a²×a³ = a×a × a×a×a = a²⁺³ = a⁵



a2b3=a2b3
Rekenregel:
De exponenten tel je bij elkaar op.
abac=ab+c

Slide 3 - Tekstslide

Als je machten met elkaar vermenigvuldigt en de grondtallen zijn gelijk dan mag je de exponenten ....


A
...met elkaar vermenigvuldigen.
B
...bij elkaar optellen.

Slide 4 - Quizvraag


a3+3a3=
A
3a3
B
4a3
C
3a6
D
Kan niet korter

Slide 5 - Quizvraag

Bereken:
x2x4=
A
x24
B
x8
C
x6
D
x42

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf korter als macht:
m=5v4vv3
A
9v4
B
10v4
C
20v5
D
Kan niet korter

Slide 7 - Quizvraag

Schrijf zo kort mogelijk:
c=10d4+d52d4+3
A
c=d5+8d4+3
B
c=16d13
C
c=12d4+d5+3
D
Kan niet korter

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf zo kort mogelijk:
d=9e63u6
A
d=6(eu)6
B
d=6e6
C
d=6e6u6
D
Kan niet korter

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf zo kort mogelijk:
f=g2g+5g3
A
f=2g3+5g3
B
f=6g3
C
f=7g3
D
Kan niet korter

Slide 10 - Quizvraag