In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
7.1 - Nieuwe verhoudingen in Europa
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe in Europa nieuwe staten ontstonden.
Slide 2 - Tekstslide
Planning
Examenopdracht maken en bespreken
Keuzeopdrachten
Afsluiting
Slide 3 - Tekstslide
Einde van het communisme
Glasnost en Perestrojka leidde tot de val van het communisme en van de Sovjet-Unie.
In het Oostblok worden communistische leiders omver geworpen. Na een staatsgreep van oud-communisten verliest Gorbatsjov alle macht.
Slide 4 - Tekstslide
Einde van de Sovjet-Unie
Steeds meer landen willen onafhankelijkheid.
In 1991houdt de Sovjet-Uniedan ook op te bestaan: grote delen van de Sovjet- Unie worden onafhankelijke landen, zoals Oekraïne, Wit-Rusland en Armenië.
Het deel dat nog overblijft gaat verder als Rusland o.l.v. Boris Jeltsin.
Rusland neemt de permanente zetel van de Veiligheidsraad over.
Slide 5 - Tekstslide
Kaart van Europa en tijde van de Koude Oorlog en toen de Sovjet-Unie nog in tact was...
Na de val van de Sovjet-Unie ontstaan er vijftien verschillende staten.
Slide 6 - Tekstslide
Kapitalistisch Rusland
Fabrieken, bedrijven, mijnen en olievelden werden verkocht aan zakenlieden.
Een groot deel van de economie kwam in handen van Russische elite.
In 2000 werd Vladimir Poetin de nieuwe leider. Hij herstelde de economie maar kreeg ook onbeperkte macht en beperkte de vrijheid van meningsuiting.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Burgeroorlog
In Joegoslavië, dat na de Eerste Wereldoorlog was ontstaan, leven veel verschillende volken.
Na de val van de Sovjet-Unie willen zij (Slovenië, Kroatië en Bosnië-Herzegovina) onafhankelijk worden van Joegoslavië.
De Servische minderheid wil dit niet: zij wil juist een Groot Servië.
Er breekt een burgeroorlog uit.
Slide 9 - Tekstslide
De Europese Unie
De landen van de Europese Gemeenschap willen eind jaren '80 nog meer gaan samenwerken.
Bijvoorbeeld op het gebied van: milieu, criminaliteit en de verkeersveiligheid.
Vanaf 1993 kregen de inwoners van de EU overal de dezelfde rechten.
In 2002 werd werd de euro ingevoerd.
Slide 10 - Tekstslide
Verenigd Koninkrijk: geen €
Denemarken: geen €
Zweden: geen €
Polen: geen €
Hongarije: geen €
Roemenië: geen €
Bulgarije: geen €
Tsjechië: geen €
Slide 11 - Tekstslide
Europese Commissie
De Europese Commissie bestaat uit 28 commissarissen.
Deze commissarissen kun je het beste vergelijken met onze ministers.
Elke lidstaat heeft een eigen vertegenwoordiger.
De Commissie stelt nieuwe wetten voor en zorgt dat wetten worden uitgevoerd.
Wetgevende macht
Slide 12 - Tekstslide
Europees Parlement
Het Europees Parlement bestaat uit 751 leden. Zij worden elke vijf jaar gekozen.
Het Parlement beslist over de wetsvoorstellen van de Europese Commissie. Het parlement kan alleen wetten goedkeuren of wijzigen.
Wetgevende macht
Slide 13 - Tekstslide
Raad van Ministers
De Raad van Ministers bestaat uit alle ministers van alle lidstaten. Eigenlijk is de samenstelling elke keer anders, want als het over het milieu gaat dan komen alleen de ministers van Milieu. De Raad van Ministers moet, net als het Europees Parlement, elk nieuw wetsvoorstel goedkeuren of afkeuren.
Slide 14 - Tekstslide
Europese Raad
Europese Raad komt vier keer per jaar bij elkaar.
Dit zijn de regeringsleiders van de lidstaten, ook deze samenstelling is dus wisselen.
Zij nemen de belangrijkste politieke besluiten.
Daarnaast stellen zijn richtlijnen op voor het beleid van de EU.
Slide 15 - Tekstslide
Een Europese grondwet?
In 2004 is besloten dat er een Europese grondwet zou komen.
Hierover mochten de inwoners van Europa in een referendum beslissen.
De inwoners van Nederland en Frankrijk stemden tegen: de Europese grondwet kwam er niet. Er is dus nog geen 'Verenigde Staten van Europa'.
Tegenstanders zijn bang voor te veel macht van Europa en dat lidstaten hun autonomie verliezen.
Slide 16 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Ga aan de slag met opdracht 4. Deze opdracht gaan we deze les bespreken.
Ben je klaar? Mag je alvast verder werken aan opdracht 2, 5 en 6.